Proeve van Krijgszangen, door F.P. Gisius Nanning. 's Gravenhage en Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1828. In 8vo. 24 Bl. f :-25.
Ofschoon wij van deze Krijgszangen geenszins de wonderen verwachten, welke die van tyrtaeus hebben bewerkt, vinden wij dezelve echter niet ongelukkig geslaagd; zij zijn eenvoudig, zangerig en nationaal, en zullen dus zonder groote moeite bij onze jonge soldaten kunnen worden ingevoerd, en de ellendige straatdeunen vervangen, welke zoo dikwijls in hunnen mond walging en schaamte bij de toehoorders verwekken. Jammer slechts, dat de goedkeuring, welke de geeerbiedigde Prins, die aan het hoofd onzer krijgsmagt staat, aan dezelve verleend heeft, derzelver waarde in het oog des makers zoo heeft doen rijzen, dat hij een leven als een oordeel maakt over een enkel coupletje, dat men buiten zijne voorkennis op muzijk gesteld heeft. Waarlijk, het is wat sterk, dit voor een diefstal aan te zien, er het harnas om aan te gorden, en met zulk een zelfgevoel te spreken van willekeurige beschikking over zijn bijzonder eigendom! Hadden wij uit deze woorden en de eigenhandige naamteekening van den Hollandschen tyrtaeus onder iederen afdruk niet begrepen, dat hij bijzonderen prijs stelt op deze liedjes, dan hadden wij het volgende couplet over het hoofd gezien:
In den strijd voor 't Vaderland
Denken we aan het Vlaamsche strand
En aan Nieuwpoorts glorie;
Waard te zijn van 't eigen bloed
Van Held Maurits wapenstoet,
Broeders! ja, ten strijd geschaard! - enz.
Doch, daar in hetzelve slot noch zin is, geven wij hem den welmeenenden raad, om het volstrekt niet te reclameren, zoo een ander dwaas genoeg wezen mogt, om het zich toe te eigenen; en waarlijk, al ontvreemdde men hem nog eenige andere uit deze weinige bladzijden, hij was er niet mede bedorven!