Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 535]
| |
zichzelve staan. De Heer sterk schijnt zelf de schrijver; immers hij teekent het voorberigt. Wij hebben hier: Frederik en maria, of de Koepokinenting. Maria's stijfhoofdige ouders, zeer tegen de koepok ingenomen door hunnen Geneesheer, (een echt voorganger van capadose) hadden vruchteloos hunne kinderen uit het huis gedaan, toen de eerste derzelven door de kinderpokken werd aangepast. Zij verloren eenen zoon en twee dochters, terwijl de twee anderen er het leven afbragten, maar zeer geschonden. Een vriend had maria in stilte ingeënt, en zij werd eene uitstekende schoonheid. Hare onredelijke ouders sneden nu alle verkeering en vriendschap met haren weldoener af; en, toen in het vervolg frederik, de zoon diens vriends, om de hand van maria aanhield, was de gedachte aan zijnen vader alleen genoegzaam, om een onoverkomelijke hinderpaal te zijn, niettegenstaande hij rijk en de ouders van maria diep in verval waren. Eerst moest de oude man, door zijne dolle stijfhoofdigheid, nog dieper zinken, en frederik, hem in persoon onbekend, de redder van zijne maria en geheel het gezin zijn, eer het gelukkig huwelijk tot stand kwam. Het verhaal zou overdreven schijnen, indien men zich bij den aanhang van gezegden Doctor over eenigerhande domheid en onverbeterlijkheid verwonderen kon. Het verhaal is wèl geschreven en kan nut stichten. Kleinigheden geven wij den schrijver, om zijne goede bedoeling, gaarne toe. Walter, of gevolgen van leugen en waarheid, is mede een leerzaam verhaal, en tegen de zoogenoemde leugen om bestwil gerigt. Lodewijk en julia, eindelijk, of menschenhaat en menschenliefde, teekent het schromelijke van den menschenhaat en is zeer aandoenlijk. De oude Heer rederman was, door allerlei rampspoed, en de speelbal geweest te zijn van bedrog, in den volstrektsten zin een menschenhater geworden. Zijn eenige zoon, dien hij reeds lang dood waande, werd door eene menschlievende weduwe in zijne woonplaats uit de diepste ellende gered. Maar, door den menschenhaat des vaders, kon hij dezen niet uitvinden. Na nog eene reis naar de Indiën, gedurende ettelijke jaren, volgde echter de ontdekking; hij huwde de lieve dochter van zijne weldoenster, die hij mede eenen lang verloren geachten zoon terugbragt, en de berouwhebbende vader werd op deze wijze nog eindelijk genezen en gelukkig. De verhalen zijn goed, en doen den schrijver eer aan. |
|