neer hij zich genoodzaakt ziet, op gebreken opmerkzaam te maken. Mogten bilderdijk en van der biezen, da costa en capadose door diezelfde zedige bescheidenheid bezield zijn; dan zou, in plaats van de afkeuring, ja verfoeijing der weldenkenden, de zegen
van het nageslacht nog hun deel zijn in het graf, gelijk zij dat is van den waren wijze, die hier zoo innemend en overtuigend aanwijst, wat er te verbeteren is.
Wij eindigen met een woord over het Levensberigt aangaande w.a. ockerse, door h.w. tijdeman en j. clarisse. De naam beknopt, welke aan hetzelve op den titel gegeven wordt, zou eigenlijk beter passen op het overblijfsel der Vruchten en Resultaten, hetwelk in het derde deel slechts 166 bladzijden beslaat, dan op het Levensberigt, hetwelk 242 bladzijden vult. Maar misschien was het oogmerk ook wel juist, voor een gedeelte, bladvulling. Ockerse had zijn derde deel niet voleindigd. Het publiek was nu eenmaal gewoon, deelen van eene zekere grootte te ontvangen. Misschien ook moet dit Levensberigt beknopt heeten, in vergelijking met de uitgebreidheid, welke het zou gehad hebben, indien het aan de Hooggeleerde stellers ware vergund geworden, hetzelve te stofferen met eenige brokken, die ockerse tot vervaardiger hadden, uit de Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart; iets, waartoe derzelver herdrukker niet heeft kunnen verstaan. Inderdaad eene zonderlinge combinatie: de Hoogleeraren tijdeman en clarisse stellen een Levensberigt aangaande w.a. ockerse, en de Heer smit, Boekdrukker te Rotterdam, zorgt voor de beknoptheid.
Dit Levensberigt stelt ons ockerse voor, in zijne uitwendige omstandigheden en verdiensten, als begaafd beoefenaar der schoone kunsten, als zielkundig wijsgeer, als verlicht prediker, en als schrander staatsman. Wij betuigen, niettegenstaande onze gemaakte aanmerking, hetzelve met genoegen te hebben gelezen, als eene verdiende hulde aan de nagedachtenis van den man, die zich door zijne Vruchten en Resultaten eene laatste, maar groote aanspraak op ons dankbaar aandenken heeft verworven.