heusde in het lezen en bepeinzen van plato besteed, en verheugden ons over het licht, hetwelk, van den leermeester afdalende, zich van tijd tot tijd in de verhandelingen der leerlingen vertoonde.
Thans is onze begeerte aanvankelijk vervuld, en de geleerde, smaakvolle man schenkt aan de beminnaars van het goede en schoone dit eerste stuk zijner denkbeelden over de wijsbegeerte van plato. Groot, zeer groot was de verwachting, welke wij van dezen arbeid hadden opgevat. En deze verwachting, hetgeen wij geloofden dat bijna niet mogelijk was, is niet slechts niet te leur gesteld, maar zelfs hier en daar overtroffen. Meer kunnen en mogen wij tot lof van den schrijver niet zeggen. De lezer verwachte dan van ons ook geen oordeelkundig verslag. De brief alleen, aan creutzer geschreven, over wyttenbach, hoedanig een man wyttenbach in de beschouwing en schatting van van heusde was, geeft ruime stof om eenige bladzijden te vullen. En wat zouden wij zeggen van de Wijsbegeerte, de Ziel, de Liefde, de Muzijk, en hetgeen verder in het werk zelve uit plato, in den echten geest van plato, verklaard wordt? Die het boek lezen en verstaan, zullen het meermalen herlezen, en hebben ons verslag niet noodig. Zoete praters zullen van elders stof genoeg opvangen, om ook over deze onderwerpen naar hunne manier te kunnen keuvelen.