ken arbeid heeft weggeworpen. Het best van alles is, dat de man in het Latijn heeft geschreven. Zoo toch ontvangt hij naam onder de zijnen, voor wie dit zijn geschrijf meestal hieroglyphisch is. Deze taal moest door dit slag van volk algemeen gebruikt worden; zoo zouden zij handelen more maiorum (even als vorige wargeesten), en hunne kliek zou hen aangapen als monsters van geleerdheid, omdat deze de taal der geleerden niet weten te onderscheiden van de geleerde wartaal.
De Voorrede is uitvoerig in hetgeen hier niet te pas komt. Zij is gerigt aan den Christelijken Lezer; dat is zekerlijk, in den geest der Bilderdijkers verklaard: aan ieder, (Jood of Christen, van Vader augustinus af) die zoo denkt, als ik. Capadose moet hier wel teruggaan; anders heeft hij geene lezers, en zijn boekje, dat, even als zijn overig geschrijf, misdruk is, wordt dan ook voor misdruk gehouden. Het eenige, dat wij, in deze lange Praefatio, voor waarheid hebben gegroet, is te vinden bl. XIX: ‘Hij vreest, namelijk, door die lange’ - wij voegen er bij: en langwijlige - ‘Voorrede en de’ - zoutelooze - ‘Aanteekeningen, dit werkje magis onerasse quam ornasse.’ Nog al nederig uitgedrukt door den Doctor. Doch dit slag van volk is nederig, maar in eene vreemde taal. Om de fraaije woordspeling, behouden wij die weinige Latijnsche woorden. De vertaling: meer te hebben bezwaard, dan versierd, neemt hier alle fraaiheid weg. Evenwel hebben wij op die Latijnsche woorden nog eene kleine aanmerking. Gij hebt geene vrees voor het onerari (bezwaard worden) van dit werkje door uw geklad, Heer Doctor! want dan moesten uwe aanteekeningen onus (last) bezitten. Indien men dezelve weegt, niet op de schaal van uwen Collega van der biezen, maar met zuiver gewigt en balans, geen wigtje zullen zij in de schaal optrekken. In eigenlijken zin is er geen last ..... In oneigenlijken? .... Ja, dan kan dit woord blijven.
Zullen wij nu die aanteekeningen aanvoeren en wederleggen? Dit ware te veel eer aan den man bewezen, die