de uittartten, en de Protestanten te wapen riepen. Het beste wapen was intusschen bij de hand; het is de Bijbel. De Pausgezinde begrijpt het te regt, ‘dat, als deze gekend en gelezen wordt, de Hervormde Kerk onwankelbaar vaststaat; en dat de pogingen der Bijbelgenootschappen eindelijk geheel het Pausdom, met deszelfs onfeilbaar gezag en alle zijne menigvuldige menschenvonden, den doodsteek geven moet.’ De strijd is dan op nieuw begonnen, tot nog toe, immers hier te lande, slechts pennestrijd; maar elders schijnt het reeds te blijken, dat dit maar voorspel is, en dat het alleen gebrek aan magt, en het welbegrepen belang der Vorsten is, hetwelk terughoudt, om het cogite intrare met het zwaard door te zetten; terwijl men intusschen voorbereidt, en de zwaarden wet, tot dat het voor de Roomsche
Kerk gewenschte tijdstip opdaagt, (hetwelk God genadig verhoede!) hetwelk zij gunstig acht, om hare bekeeringen met geweld door te zetten.
De Protestantsche Kerk, uit haren slaap gewekt, zit intusschen mede niet stil. Haar eenig wapen is de H. Schrift; maar die is ook een magtig zwaard. Met dezelve gewapend, laat zich niemand verleiden noch dwingen. Zij wordt meer, dan vóór eenige jaren, gelezen, gekend en behartigd; zij komt van dag tot dag al meer in aller handen; en alzoo kan men tegen toekomenden algemeenen priester- en gewetensdwang, en daarmede gepaard gaande ontaarding van geheel den geest des Christendoms, terugkeerende domheid en slaafschen geest der middeleeuwen, en iederen daaraan verwanten gruwel, genoegzaam gerust zijn, indien de wachters maar opmerkzaam zijn en niet weder insluimeren. Groot zijn de verdiensten aan de Protestantsche Kerk van tzschirner, die hare zaak voor de Roomschgezinde troonen en leerstoelen zoo voortreffelijk, dezer dagen, heeft gehandhaafd, en van velen, ook in ons vaderland, die zijn voorbeeld volgen; en bij Protestantsche Vorsten was het pleit reeds lang en is het nu bij vernieuwing beslist. Maar dit is niet genoeg; van de zijde van het hart bedriegt en verlokt men den gevoeligen en niet genoegzaam onderwezenen. De arbeid, dien wij thans aankondigen, van den geleerden bretschneider, kan van onberekenbaar nut zijn; en de Eerw. verwey verdient den hartelijksten dank, dat hij denzelven onzen landgenooten in handen geeft. Duidelijk is hier het onderscheid der wijze, waarop de Roomschgezinde en de Protestant de