voor welke zij bestemd is - van alle liefhebbers van geleerdheid en Godsdienst, althans in ons vaderland. Hoe klein ook, de Remonstrantsche Broederschap is en blijft steeds belangrijk, althans voor de geschiedenis der Godgeleerdheid. Voorstandster van een der twee, van den beginne af aan in de Hervormde kerk geheerscht hebbende gevoelens, omtrent de moeijelijke vraag naar vrijheid en noodwendigheid; voorlichtster op den weg der ware, onbekrompene behandeling van de gansche wetenschap, bij welke zij zichzelve van alle banden had ontslagen, verdient de gang harer denkwijze en vordering immer onze gansche oplettendheid. En hoe zeer het gering aantal harer Leeraren, benevens derzelver mindere aanmoediging, ook niet vergunt, dat altijd lichten van kennis, hoedanige overal zeldzaam zijn, de aandacht der Godgeleerde wereld op haar bepalen, zoo werd de oude luister van dit Genootschap toch nimmer geheel verdoofd, maar bleef hetzelve altijd mannen bezitten, die, het zij der wetenschappen en letteren in het gemeen, het zij der kanselwelsprekendheid, uitlegkunde of kerkelijke geschiedenis tot eer verstrekten. De te vroeg verscheiden stuart en grijze stolker mogen er onze tijdgenooten van overtuigen.
Geene mindere belangstelling wekte, reeds sedert verscheidene jaren, de man, die hier als nieuwaangestelde eenige Hoogleeraar aan de eenige geleerde stichting der Broederschap optreedt. De aangenaamheid zijner gaven als Prediker, die hem overal door duizenden, van allerlei gezindte, met drift deed zoeken, hooren en prijzen; de achting, die hij bijzonder ook bij Leeraars en Hoogleeraars van de andere afdeeling der Hervormde kerk, voormaals de heerschende in deze gewesten, bezat; en de roem van geleerdheid, welke den naam van van der hoeven mag gezegd worden aan te kleven, voldingen dit.
En wie is dan niet nieuwsgierig naar hetgeen hij, bij zulk eene gewigtige gelegenheid, als de aanvaarding van zijnen post, zal voortbrengen? - te meer, daar hij een onderwerp gekozen heeft, dat hem, als 't ware, midden in de zaak der Godgeleerdheid brengt, en ons in staat stelt, zoo wel zijne denkwijze, als zijne kunde en oordeel eenigzins te schatten. Het opschrift toch zijner Redevoering is eene ware thesis: ‘De echte Godgeleerde is niet anders, dan een Uitlegger der H. Schrift;’ en deze stelling regt te bepalen, maar inzonderheid te bewijzen, een ondernemen, dat ons 's mans