zijne werken, met name in deze doorwrochte bladen, getuigen van een' zelfdenkenden, helderen en onvermoeiden geest zoo wel, als van een edel en godvruchtig hart, ‘hetwelk zich als hoogste doel voorstelde, het naauwkeurig onderzoek der Natuur dienstbaar te maken aan dat godsdienstig gevoel, dat ons geheele leven tot aanbidding en dankzegging maakt.’ (Voorrede van het laatste deel.) Mogt onze korte vermelding aan dit edel doel bevorderlijk, en het bestendig gebruik van dezen schat van waarneming en nasporing de nagedachtenis van den waardigen uilkens doen zegenen en gezegend doen zijn! Dan toch leeft hij duurzaam in elks hart; en de Eerzuil, welke hij hier zichzelven heeft gesticht, is weldadiger en onvergankelijker, dan die van marmer of arduin.
Ter herinnering voor sommige, ter opwekking van andere onzer Lezeren vermelden wij nog de hoofdafdeelingen van dit schatbaar werk: Iste Deel. Beschouwingen van den Sterrenhemel, en eene Natuurkundige Beschrijving van onzen Aardbol. II. Beschouwingen van de ondruipbare veerkrachtige Vloeistoffen, en inzonderheid van onzen Dampkring. III. 1, 2. Natuurlijke Geschiedenis: het Dierenrijk. IV. Het Plantenrijk.
's Mans welgelijkend Portret versiert het werk. Even gaarne onderschrijven wij het krach tig Bijschrift van spandaw nevens hetzelve, als wij dat hier mededeelen:
Treurt nog om Martinet het Nederlandsche volk,
De geest diens Ed'len mogt op Uilkens nederdalen;
De Godsdienst en de deugd verkozen hem tot tolk,
Natuur vertrouwde aan hem den sleutel van heur zalen:
Haar schitt'rend rijk trezoor ontsluit hij voor onze oogen...
Wij zien d'onzienlijken... van eerbied opgetogen.