‘Hetgeen wij dan gezien hebben, dat de grond van ons nationaal zedelijk geluk uitmaakte, de overeenstemming namelijk van ons Godsdienstig beginsel met het beginfel, waarop het Gods Rijk gevestigd is, is alzoo geheel vernietigd, en wij zien diegenen, die geroepen worden tot onderschragers en opbouwers van dit door God goedgekeurd beginsel, onze Leeraars, ten minste voor het grootste gedeelte, de ijverigste afbrekers van hetzelve, en alzoo op zich laden alle de gevolgen, die deze geduchte verguizing te weeg brengen zal!!!’
Deze weinige, meest verstaanbare regels zullen wel zoo omtrent doen raden, waar alles op neêrkomt. Kort na het laatst aangehaalde, nagenoeg midden in het boekje, zegt de Edele schrijver: ‘Ik wil mij dan nu bepalen met aan te wijzen, wat het Liberalismus niet is,’ enz. En nu betoogt hij, dat de Reformatie, de opstand van Zwitserland tegen het Huis van Oostenrijk, van Nederland tegen Spanje, en de onttrooning van jakob II door willem III, hiertoe niet behooren. Op wat grond? Omdat zij met een' bijzonderen zegen bekroond werden!
Voorts: Zou het Liberalismus de ontwikkeling zijn van het menschelijk vernuft? Wel mis! Want salomo heeft ons reeds geleerd, dat er niets nieuws onder de zon is. En dit blijkt ook, zoo wel daaruit, dat de Chinezen al lang vuurwerken afstaken, eer de Baron..... ik wil zeggen, eer wij het kruid hadden uitgevonden, als dat men al lang zijne gedachten wist te bewaren en aan anderen mede te deelen, (ja waarlijk, vrij beter dan Zijn Hoogedelgeboren!) eer de drukkunst was uitgevonden.
Dit zal ook omtrent de klem der redenering wel genoeg zijn. Wij volgen den man niet gaarne, waar hij met Bijbelleer en Bijbelsche geschiedenis nog veel wonderlijker omspringt. ‘Waarlijk, zoo wij voorstanders van de Oudhollandsche, Na-Dordsche regtzinnigheid (ofscheefzinnigheid) waren, wij zouden de vrijheid der drukpers om niets zoo zeer verwenschen, dan wegens tale auxilium