Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Brief aan een' Vriend, over het veel geruchts gemaakt hebbend Adres aan alle mijne Hervormde Geloofsgenooten, door een' Voorstander van Waarheid en Christendom. In 's Gravenhage, bij S. de Visser. 1827. In gr. 8vo. 53 Bl. f :-50.
| |
[pagina 177]
| |
vergadering, en de nadeelige gevolgen van dezelve, verwaarloozing van eene geleerde beoefening der H. Schrift, en, door leerstellige en wederleggende manier van prediken, bevordering van menschelijke regtzinnigheid, ten nadeele van godsvrucht en zedelijkheid. Verder wordt aangetoond, dat de twisten over den Sabbat, in die bij uitstek regtzinnige dagen, zulk een verval in de openbare Godsdienst te weeg bragten, dat zelfs besluiten van hooger hand dit roekeloos gedrag der regtzinnigen niet geheel konden verbeteren. Alles verdient verder bij den Schrijver nagelezen te worden, over de kleeding der Predikanten, over de handelingen der tegenwoordige Synode, en over den Christelijken geest, ook in andere Protestantsche Kerkgenootschappen. Dezen Brief prijzen wij ruimschoots ter lezing en overweging aan; ofschoon het Besluit van Z.M. van 22 Sept. 1827 grootendeels heeft bewerkt, dat het Adres thans minder gerucht maakt, dan het gemaakt heeft. Wij verheugen ons, dat deze Brief twee dagen vroeger is afgezonden, dan het Koninklijk besluit genomen werd. Want, ofschoon de belangstelling in molenaar's geschrijf merkelijk is verminderd, zal toch deze Brief waarde behouden voor hen, die het dure werk van ypey en dermout niet bezitten, en liever op de Geschiedenis, dan op de magtspreuken van eenen onkundige, verkiezen af te gaan. 2o. De Schrijver of Schrijfster van het tweede stukje wil bewijzen, dat molenaar gelijk heeft, en dat verwey een lasteraar is. Het oude vrouwtje, dat hier de pen voertGa naar voetnoot(*), verdedigt molenaar met dit voortreffelijk Dilemma: ‘Molenaar was zoo slegtGa naar voetnoot(†) te voren al geweest. Dit is onmogelijk, want de Hagenaren zijn niet dwaas: of hij heeft zulks in den haag opgedaan. Doch de Hagenaren zijn zoo slegt niet, om iemand te bederven. Derhalve raast die man’ (verwey)! - Wij zouden besluiten, dat dit vrouwtje raast; en waarom, weten wij niet. - De Hervormde kerk, had molenaar gezegd, is onze Hervormde kerk niet meer (bl. 11). Hierin heeft hij gelijk. ‘Op sommige plaatsen is dit | |
[pagina 178]
| |
volledig waar, daar hebben hem de roomsgezinde in bezit genomen.’ - ‘Zelf de bijbelvertaling door van der palm, die roemd den schrijver hoog, en noemd dezelve opheldering; maar ik vraag? is den bijbel niet door de Heilige mannen Gods, door den Heiligen Geest gedreven zijnde geschreven? zoo ja, wat is er dan op te helderen, of is er iets aan te veranderen of te verbeteren, wat God door zijne geest niet bedagt heeft?’ - Dat grootje maakt het den Schoolopzieuer te benaauwd. En geen wonder; want zij zegt zelfs, (bl. 11) dat zij ‘voor zich zeer wel met den ouden of onvertaalden? bijbel kan te regt komen.’ Met zulk een Hebreeuwsch en Grieksch grootje, dat van der palm's werk niet behoeft, moet gij een weinig voorzigtig zijn, Heer Schoolopziener! Want hoe zult gij uwe zaak klaren tegen hare gegronde aanmerkingen op ‘de ronde hoeden, jassen met kragen, lange pantalons,’ (NB. met de korte pantalons schijnt zij vrede te hebben) ‘de duitsche pijpen, en de stokken, met welke de Predikanten (de waardige niet te na gesproke) zich als vreemdelingen en uitlanders, op straat voordoen’? - Heer Schoolopziener, Recensent kan u eenigzins van dienst zijn, indien gij anders geen raad weet. In die oude dagen der zoo hooggeroemde regtzinnigheid maakte men het wel erger. In roode, groene of gele huisjaponnen, die als geestelijk kostuum ook al zijn afgeschaft, verscheen men op predikstoelen, zelfs bij het waarnemen der vakaturen. Eene geldboete van drie en vijf gulden was noodig, om toen sommige Predikanten welvoegelijk op den kansel te brengen. Dit misbruik kent men nu alleen uit oude Aktenboeken van die anders gouden eeuw der kerkelijke, maar daarom nog niet Christelijke, regtzinnigheid. Alwie dit laatste stukje nog niet bezit, en daarvoor dertig cents veil heeft, haaste zich, en geve zijn geld aan - de armen! |
|