Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van het Slot te Muiden en hooft's Leven op hetzelve, door Jacobus Koning, Lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, enz. Te Amsterdam, bij J. van der Hey en Zoon. 1827. In gr. 8vo. VIII en 150 bl. f 2-20.In 1825 verspreidde zich door de dagbladen naauwelijks het berigt van de voorgenomene afbraak van het Huis te Muiden, of de aanzienlijkste letterkundige Genootschappen zoo wel, als bijzondere letterlievende burgers, verhieven luid hunne stem, om dit kostbaarste gedenkstuk onder de zeer enkele, die nog aan de barbaarsche handen der sloopers ontsnapt zijn, aan den klaauw der vernieling te ontrukken. Ook de taal der dichtkunst deed zich vrijmoedig hoorenGa naar voetnoot(*). Zij herinnerde aan floris | |
[pagina 158]
| |
den V en hooft, en bezwoer den Vader des Vaderlands, zulk een gedenkstuk te onttrekken aan de handen der afbrekers, enkel tuk op gewin, en die, zoo zij mogten, het Amsterdamsche paleis om het lood zouden slechten! - De stem van zoo vele Edelen werd door den Koning als de stem der publieke opinie geëerbiedigd; en, na eene onmiddellijke schorsing van den verkoop, is het thans beslist, dat slechts het kleinste en minst belangrijke gedeelte van het Slot zal worden afgebroken, terwijl alles, wat de groote herinneringen uit de dertiende en zeventiende Eeuwen nog opwekt, in stand zal worden gehouden. Het was dus geen ongelukkig denkbeeld, en welks uitvoering misschien tot het boven gemelde besluit kan hebben bijgedragen, van den verdienstelijken j. koning, om in een kort bestek alles bijeen te voegen, wat dit Slot in de oogen van elken Nederlander zoo zeer doet achten en eerbiedigen. Reeds kort na de stichting paart zich de herinnering aan het Muiderslot met die van den stichter, den uitmuntenden, doch rampspoedigen floris V, dat slagtoffer van kleine adellijke tirannen en struikroovers; van velzen, een' verraderlijken gijsbrecht van amstel, en een' barbaarschen woerden. In dat Slot zou floris die aandoenlijke klagten uitgeboezemd hebben, welke hem de Drossaard van Muiden in den mond legt; hem,
Wien d'ochtend anebad, en de avond trad met voeten.
Van hier werd hij weggevoerd, en in de nabijheid van het Slot door de verraders vermoord. - Sedert werd het Muiderslot het tooneel der oorlogen tusschen de Hollanders en Stichtenaars. In 1277 viel het den Bisschop van Utrecht in handen; ‘het gevolg,’ zegt de Schrijver, ‘was de onderwerping van die van Muiden als onderdanen des Bisschops en der Kerke van Utrecht, en het oogmerk des Kerkvoogds was in zoo verre bereikt.’ Doch dit strookt weinig met het volgende, dat, sedert, het Slot in rust bleef tot in 1356, | |
[pagina 159]
| |
toen het op nieuw door den Bisschop belegerd en ingenomen werd. Dit kon toch niet geschieden zonder eene voorafgaande herovering door, of afstand bij den vrede ten behoeve der Hollanders, waarvan wij hier niets geboekt vinden. Het Slot ontging echter in alle deze krijgstooneelen de toen zoo algemeene verwoesting, ook in de latere oorlogen met de Gelderschen, in de 15de en 16de Eeuw. Sonoy trachtte, in den vrijheisoorlog, vergeefs, het Slot van Muiden voor de Vaderlanders te winnen; hij werd met verlies teruggedreven. In 1629 bedreigden de Spanjaarden en Oostenrijkers van verre, in 1672 de Franschen zeer van nabij het Slot, hetwelk, benevens de Stad, alleen door de komst van den dapperen joan maurits gered werd. Men kan wel zeggen, dat deze daad van den grijzen Held het Vaderland behouden heeft; want met het bezit van Muiden waren de Franschen tevens in het bezit der sluizen, Amsterdams verdediging, en der Zuiderzee geweest. - De latere lotgevallen zijn onbeduidend. Doch geene lotgevallen, hoe aanmerkelijk ook, kunnen een gesticht zóó verheerlijken, als het verblijf van een groot man in hetzelve. En dit zeldzame geluk is het Muiderslot wel ten deel gevallen, door het verblijf van pieter cornelisz. hooft. Na al hetgeen hierover in vroeger en later tijd, door hooft zelv', brandt, siegenbeek en scheltema, geschreven is, viel het den Heere koning zeker moeijelijk, iets nieuws te zeggen; doch hij heeft ook minder nieuwe zaken te berde gebragt, dan wel dezelve op eene nieuwe en behagelijke wijze voorgesteld. Zelfs schijnbare kleinigheden, die echter tot kenschetsing des doorluchtigen Drossaards het hare bijdragen, heeft hij ons niet onthouden, en ons vooral het altijd nieuwe vermaak verschaft, van hooft zelv' met zijne vrienden te hooren kouten, door eene oordeelkundige opzameling, uit de Brieven, van alwat bijdragen kan, om ons hooft's leven op het Muiderslot als 't ware voor oogen te stellen. Eerst vermeldt de Heer koning, wat hooft om- | |
[pagina 160]
| |
trent het Slot zelve gedaan heeft; daarop zijn huisselijk leven, zijne leefwijze, geschriften aldaar vervaardigd, gezelligen omgang met vossius, barlaeus, huygens, vondel, mostert, reael, de Zusters visscher, en francisca duarte. Hier vooral bedient zich de Schrijver veel van de eigene woorden van hooft in zijne Brieven. Inzonderheid vertoeft hij bij de aankweeking der toon- en zangkunst in de gezellige kringen op het Huis te Muiden met de reeds genoemde beschaafde en kunstlievende Vrouwen, hooft's eerste Gade, christina van erp, en den destijds beroemden Organist zweling. Ook de tooneelkunst werd niet vergeten; en den Schrijver is gebleken, dat het treurspel Isabella van samuël coster voor Prins maurits gespeeld is. Hooft hoopte frederik hendrik ook op het Huis te zien; doch dit miste hem, door 's Prinsen spoedigen doortogt. In de aanteekeningen achter de Geschiedenis wordt onder anderen betoogd, dat het zoogenaamde torentje, waarin hooft zoo vele onsterfelijke werken vervaardigde, niet een der torens van het Slot, maar een zeshoekig optrekje in den boomgaard geweest is. De kamer in den toren, voor dat studeervertrek gehouden, zou de woonkamer geweest zijn. De belangrijke en aangename stof zoo wel, als derzelver behandeling, maken dit kleine geschrift allezins lezenswaardig. |
|