| |
Vertaling en Uitlegging van den eersten Brief van den Apostel Petrus. Door Assuerus Doijer, A.L.M. Phil. Doct. en Leeraar bij de Doopsgezinde Gemeente te Zwolle. Te Zwolle, bij H. As. Zoon Doijer. 1827. In gr. 8vo. 43 Bl f :-45.
Dit geschrift is klein van omvang, maar van veel gewigt, vooral van wege het doel, met hetwelk het in 't licht verschijnt.
De regt eerwaardige Schrijver is van oordeel, dat eene verbeterde Nederduitsche vertaling van de gansche H. Schrift, maar inzonderheid van de boeken des N.V., voor de Christenen in ons land eene dringende behoefte is. Hoedanig zulk eene vertaling behoort ingerigt te zijn, geeft hij uitdrukkelijk op, en levert tot dezelve eene gewigtige bijdrage, met het stukje, dat voor ons ligt.
Ook wij gelooven, dat de voortreffelijke arbeid van Prof. van der palm de behoefte eener nieuwe vertaling van den Bijbel voor het algemeen niet geheel heeft vervuld. Het uitvoerig bewijs hiervoor houden wij achter, omdat wij thans diens werk niet beoordeelen. Doch wij gelooven ook, dat het thans de tijd nog niet is, dat zulk
| |
| |
eene vertaling des Bijbels met vrucht kan ondernomen worden. De Bijbel door van der palm, die ten opzigte van het oordeelkundige gedeelte zich te weinig stellig heeft verklaard, kon de gisping van onruststokers niet ontgaan. Wat zou het zijn, indien de Dordsche Bijbel ruimen moest voor eenen Haagschen? Hoe zou de Bijbel nu ontvangen worden, indien eene vereeniging uit allerlei Protestanten (ach, waarom niet uit alle Christenen?) dit gewigtig werk aanvaard en voltooid had? Zoo lang men niet hopen kan, dat zulk een gemeenschappelijk werk slagen zal, is het de tijd, dat men bouwstoffen verzamele, en dat mannen uit elk Protestantsch Genootschap het een of ander gedeelte des Bijbels vertalen en ophelderen. Op deze wijze kan er eens eene vereeniging tot stand komen, om den Bijbel getrouw te vertalen, en alleen uitlegkundig op te helderen, zonder inmenging van godgeleerde haarkloverijen, die nergens, maar het minst bij de vertaling en opheldering des Bijbels, te pas komen.
Als zulk eene bijdrage van gewigt beschouwen wij het stukje van doijer. Het spreekt van zelve, dat wij dit geschrift niet anders, dan als zulk eene bijdrage, zullen beoordeelen, zonder uitvoerig aan te wijzen, waar wij, in de vertaling of verklaring van eenige plaatsen, van doijer mogten verschillen.
Tot de vereischten eener gewenschte vertaling van den Bijbel behoort te regt, in de eerste plaats, het zoeken naar den zuiveren en onvervalschten tekst, zoo als dezelve oorspronkelijk uit de pen van petrus is voortgevloeid. De veranderingen, welke, op goede gronden, verbeteringen van den tekst zijn, moeten niet in aanmerkingen onder, maar onmiddellijk in, de vertaling voorkomen. Het bijgeloovig eerbiedigen van den Elzevierschen tekst behoort plaats te maken voor prijsstelling op de echte woorden der H. Schrijvers. Ook hierin handelt doijer regtmatig; H. II:2, III:8. 20, IV:14. Zijn voornemen was ook ten opzigte van H. III:7 goed, verg. de Aanm. bl. 36. In de vertaling is hij hier ech- | |
| |
ter van der palm tegen zijnen wil gevolgd, die zonder noodzake de Staten-overzetting heeft verlaten. De vijanden van Bijbelsche kritiek vinden hier bewijs, dat ook onze oude Overzetters in deze hunne vijandschap niet deelen. Doijer had H. IV:13 in van der palm een' goeden voorganger, dien hij evenwel niet heeft verkozen te volgen. De Lezer vergelijke hier beider vertaling:
van der palm. |
doijer. |
Maar verblijdt u, naarmate gij deelgenootschap hebt aan het lijden van Christus, opdat, enz. |
Maar, gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzoo verblijdt u, enz. |
Ter bevordering van de duidelijkheid der vertaling is voorts nuttig, dat de aanhalingen van den Apostel uit de boeken des O.V. met eene andere letter gedrukt worden. Dit is nuttig, niet alleen waar die aanhalingen als zoodanig voorkomen, maar ook waar de Schrijver, met de woorden uit het O.V., zijne eigene gedachten voordraagt. Op deze wijze heeft de opgaaf van gelijkluidende plaatsen doel en beteekenis. Ook hierin gaat doijer naauwkeurig te werk. Dit alleen zouden wij verlangen, dat, zelfs niet op het voetspoor der Staten-overzetting, iets worde ingevuld; b.v.H. II:7: ‘Maar den ongehoorzamen wordt gezegd: de steen,’ enz. Zonder invulling luiden des Apostels woorden beter dus: ‘Maar den ongehoorzamen is deze steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, geworden tot een hoofd des hoeks, en een' steen des aanstoots en eene rots der ergernis. De aard onzer taal vordert eene andere woordvoeging, dan die van het oorspronkelijke; maar men behoort toch te laten blijken, dat de Apostel zijne eigene meening met woorden uit het O.V. voordraagt.
Wat doijer verder over de zinteekens en de geheele indeeling des Bijbels in hoofdstukken en verzen aanmerkt, gaan wij hier voorbij, als behelzende ook onze meening; zonder dat wij evenwel daarmede de opgegevene veranderingen voor onszelven overnemen.
| |
| |
De meeste aanmerkingen zijn, onzes bedunkens, te maken op hetgeen doijer bl. 9, aangaande de Staten-overzetting, heeft aangemerkt. Ook het N.V. heet op den titel getrouwelijk te zijn overgezet. Dit verdient die Overzetting in zeker derde te heeten; namelijk met betrekking tot dezelfde orde der woorden in het Nederlandsch, als plaats grijpt in het Grieksch. Dat daardoor de getrouwheid in het letterlijk vertalen, en in het uitdrukken van den zin en de meening der H. Schrijvers, nu en dan is verloren gegaan, zal niemand, der zake kundig, betwijfelen. Voor de ongeloovigen op dit punt zullen wij uit dezen Brief van petrus een enkel voorbeeld bijbrengen. Het is om die reden, dat wij verklaren, dat doijer te weinig heeft gedaan, met geene de minste verandering te maken in de gewone Overzetting dezes Briefs, waar het hem toescheen, dat de zin en meening des Apostels duidelijk is uitgedrukt.
In eene vertaling behoort men letterlijk, zoo veel dit mogelijk is, de woorden der H. Schrift uit te drukken. De bepaling van den zin en de meening derzelve behoort reeds tot het gebied der uitlegging. Slechts enkele voorbeelden zullen onze gedachten duidelijk maken. H. I:1. διασπορᾶς, der verstrooijing, is vertaald: verstrooid; vs. 2. ἐν ἁγιασμῷ πνεύματος: in heiligmaking des geestes, in de heiligmaking des geestes; H. II:4. ὑπὸ ἀνθπώπων: van menschen, van de menschen. Dit levert toch verschil op van meening. De Grieksche tekst heeft hooger gezag, dan elke vertaling. Integendeel gaat doijer, met van der palm, van die Overzetting af, waar zij naauwkeurig heeft vertolkt; b.v.H. I:22. ἐκ καθαρᾶς καρδίας: uit een rein hart, door beiden vertaald: met een rein hart.
Wij hebben opzettelijk gezegd, dat wij, zoo veel dat mogelijk is, letterlijk moeten vertalen. Om duidelijk te zijn, voeren wij tot voorbeeld aan, H. III:3. Het verschil van kleederdragt bij de vrouwen van verschillende tijden maakt hier tot pligt, meer de meening getrouw te vertolken, dan de woorden. Het omhangen van goud drukt zelfs het denkbeeld niet uit van den Apostel, die
| |
| |
het woord περιθέσεως bezigt, waarschijnlijk aangaande het omdoen van gouden armringen. Daarenboven drukt het woord versiersel geenszins volledig uit het denkbeeld, dat het Grieksche κόσμος aan de hand geeft. Ook het woord sieraad bij van der palm is niet eigenaardig gekozen. Het geeft hier duidelijk te kennen den geheelen vrouwelijken tooi, zoo als wij met ons woord opschik dit denkbeeld juist uitdrukken. De vertaling van dit vers, zal zij voor vrouwen, naar onze gewoonten gekleed, verstaanbaar zijn, drukt de meening des Apostels getrouw en volkomen uit, als zij dus wordt gegeven: Welker opschik niet zijn moet de uiterlijke, met de vlechting van het haar, met de dragt van goud, en met het aantrekken van kleederen.
De Staten-overzetting is, ja, meer dan twee eeuwen oud. Doch daarom is zij in dien zin geen Heiligschrift geworden, dat men dezelve niet meer zou mogen veranderen, dan doijer zich heeft durven veroorloven. Die Overzetting moge liggen in het geheugen van vele menschen; maar dat bewijst nog niet, dat al die menschen alles verstaan, wat hun getrouw geheugen heeft bewaard. Zelfs spreuken en spreekwoorden, uit het dagelijksch leven ontleend, worden meer getrouw in het geheugen bewaard, dan wel tijdig en gepast gebezigd. En hoe het met het opzeggen van Bijbelplaatsen gesteld is, kunnen zij het best beoordeelen, die bij bevooroordeelde menschen den meesten tegenstand vinden in het aanvoeren van voor het gemeen meestal onverstaanbare Bijbelplaatsen.
Volstrekt zien wij ook geene reden, waarom men vreemde woorden in eene Nederlandsche vertaling zou moeten behouden. Overal zorgt men voor de zuiverheid onzer taal. Waarom zou men den Bijbel alleen uitsluiten? Het woord Exempel moge verstaanbaar zijn bij beschaafden, die hun Latijn of Fransch te baat hebben; maar onbeschaafden, en voor die is eene zuivere vertaling nog de meeste behoefte, verstaan zelfs dit woord niet algemeen. Eveneens oordeelen wij over het woord Conscientie. Beteekent dit woord wel ooit in den Bijbel, hetgeen het be- | |
| |
teekent in het dagelijksch leven? Waartoe kan dan ooit deszelfs gebruik dienen? Doch hoe ligt men van de meening des Bijbels kan afgaan, door niet bestendig te letten op verouderde woorden of spreekwijzen, kan zelfs het voorbeeld van van der palm, ook door doijer hierin gevolgd, duidelijk en nadrukkelijk bewijzen. De spreekwijze: aan den anderen, weet doijer zoo wel als van der palm, dat oulings wederkeerig was. En toch hebben beiden εἰς ἑαντοὺς, H. IV:10, vertaald, alsof er stond: εἰς ἄλλονς; terwijl de Staten-overzetting het beter heeft vertolkt: Een iegelijk - - diene den anderen. Hoe zal het gaan met de min beschaafden, indien reeds zulke mannen dwalen, op het oogenblik dat zij meenen den tekst der Staten-overzetting te verbeteren?
Tot eene naauwkeurige vertaling behoort, naar onze gedachte, de opmerking, dat de Staten-overzetting, om de orde der woorden te behouden, zich somtijds eene vrijheid veroorlooft in het vertalen, welke aan niemand toekomt. Ons voorbeeld zij de laatst aangehaalde plaats, waar ook van der palm en doijer eveneens vertalen. Zij nemen allen εἰς ἑαντοὺς διακονοῦντες in het enkelvoud, en handelen zoo tegen hunne vertaling vs. 7, 8, 9. Onze taal vordert eene andere orde der woorden; namelijk: Dient elkander, een iegelijk enz. - als trouwe uitdeelers der verschillende genade Gods.
Die zelfde zucht, om de orde der Grieksche woorden zoo veel mogelijk in hunne vertaling uit te drukken, deed deze Overzetters nu en dan voorbijzien eene meer juiste vertolking, doch bij welke in onze taal de woorden geheel moesten verplaatst worden. Wij kiezen tot voorbeeld H. I:7. Dit geheele vers wijst op het keuren van het geloof der Christenen, als juist daarom van meer waardij, dan het goud, dat vergankelijk is, omdat het gekeurde geloof tot op de komst van christus blijft voortduren. Men leze de drie meermalen genoemde vertalingen, en vergelijke met dezelve hetgeen wij hier als getrouwe vertaling van 's Apostels meening opgeven: Opdat, in
| |
| |
de openbaring van Jezus Christus, de keuring van uw geloof, tot lof en eer en heerlijkheid; bevonden worde van meerdere waarde te zijn, dan van goud, dat te niete gaat, schoon het in vuur de proef houdt.
Ons zijn nog andere regelen voor den geest, die wij thans in de pen houden, en die wij misschien zullen mededeelen, wanneer ook wij het een of ander gedeelte des Bijbels, tot proef eener verbeterde Bijbelvertaling, vertolkt in het licht geven. Wij zijn zoo uitvoerig geweest, omdat wij hopen, dat doijer zijn loffelijk begonnen werk zal voortzetten, en zijn van gedachte, dat hij ook op onze aanmerkingen letten zal, schoon wij hem voor het grootste gedeelte onze Staten-overzetting als gids hebben ontraden.
De Bijbel is waardig aller inspanning en arbeid. Wat één niet kan, kunnen welligt met den tijd velen. Welaan, Protestanten! volgt allen doijer. En de twisten der Theologie zullen eindigen, bij het eenmaal helder ontstoken licht des Bijbels. - Faxit Deus!
|
|