Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
Boekbeschouwing.Biographie sacrée, par A.L.C. Coquerel, Pasteur de l'Église Wallonne d'Amsterdam. Tome III. L-Q. 457 pag. Tome IV. R-Z. 297 pag. Amsterdam, à la Librairie des Héritiers H. Gartman. 1826. 8vo. f 8-40.Bij de aankondiging der beide laatste deelen van het bovenstaande werk, die door toevallige redenen tot hiertoe is vertraagd geworden, moeten wij naar het verslag verwijzen, dat wij, kort na de verschijning der beide eerste deelen, van hetzelve geleverd hebbenGa naar voetnoot(*). In dat verslag hebben wij het plan opgegeven, waarnaar dit werk is ingerigt; wij hebben den aard en de strekking van hetzelve aangewezen, en den geest gekenmerkt, waarin het is geschreven. De Heer coquerel is aan zijn eens gemaakt ontwerp getrouw gebleven, zoodat deze beide laatste deelen, naar inhoud, geest en vorm, met de beide eerste één geheel uitmaken; zij behelzen de voortzetting der galerij van Bijbelsche personen, die hier den Lezer ter beschouwing worden aangeboden. Wat wij bij de vorige gelegenheid over het min verkieslijke van den vorm en de geheele inrigting dezes werks gezegd hebben, moeten wij thans herhalen. De lezing dezer beide laatste deelen heeft ons op nieuw doen gevoelen, dat de snel op elkander volgende voorstelling van meestal zeer ongelijke personen, de overdenking van geheel verschillende onderwerpen, waartoe dezelve aanleiding geven, en de geheel onderscheidene tijden en plaatsen, waarin men onder het lezen met zijne verbeelding wordt overgebragt, de aandacht storen en vermoeijen, zoodat het indedaad bezwaarlijk wordt, deze Biographie als een livre de pieté te gebruiken. De levensbeschrijving der meest belangrijke | |
[pagina 138]
| |
personen is te uitvoerig, om althans door den gewonen en ongeletterden Lezer, die zijne Schriftuurkennis vermeerderen, en zich in het geloof aangaande de Goddelijke waarde van Bijbel en Christendom bevestigen wil, in éénen adem uitgelezen te worden; terwijl de kortere artikels, als loopende over min gewigtige personen, dikwijls niet zoo rijk van inhoud zijn, dat zij het gewenschte voedsel verschaffen. Uit dien hoofde zal het boek meer tot naslaan, dan tot gezette lectuur verstrekken; een gebruik, dat, naar ons inzien, voor den belangrijken arbeid van den Eerw. Schrijver veel te bekrompen is. Doch, al meende de Heer coquerel voor zich voldoende redenen te hebben, om aan den alphabetischen vorm boven den chronologischen gang de voorkeur te geven, hij zou het nuttig gebruik van zijn werk niet weinig hebben bevorderd, zoo hij bij het zeer naauwkeurig naamregister een dergelijk zaakregister gevoegd had. Immers het boek geeft meer, dan de titel belooft. Het eerste gedeelte van ieder artikel levert de eigenlijke biographie van den persoon, waarover het handelt; het geeft de omstandigheden op, waarin dezelve voorkomt; het teekent de karaktertrekken, welke hij daarin vertoont, en stelt ons alzoo in staat, zijne verstandelijke en zedelijke waarde te leeren schatten. Doch de Schrijver bepaalt zich hierbij niet: hij licht in het tweede deel van ieder artikel het opgegevene toe; hij vermeldt de zwarigheden, bedenkingen en tegenwerpingen, die gewoonlijk daartegen worden ingebragt, en zoekt deze hier op te lossen en te wederleggen, om het Goddelijk gezag van den Bijbel te handhaven; hij geeft verslag van de verschillende gevoelens der Geleerden over de meest betwiste punten, beoordeelt dezelve, en wijst het meest aannemelijke daarvan aan; hij deelt zijne eigene, veelal scherpzinnige en fijne aanmerkingen aangaande bijzonderheden mede, die wel niet regtstreeks tot de personen behooren, waarover gehandeld wordt, maar die als van zelf uit de voorafgegane beschouwing voortvloeijen, en verrijkt aldus zijn werk met belangrijke ophelderingen van tijdrekenkundige, geschiedkundige, menschkundige, godgeleerde en zedekun- | |
[pagina 139]
| |
dige vraagstukken. Deze aanmerkingen verhoogen in ons oog niet weinig de waarde van dit boek, ja zij maken het gewigtigste gedeelte daarvan uit. Doch zij zijn door het gansche werk verspreid; zij staan op plaatsen, waar men ze niet terstond kan opzoeken; terwijl zelfs het getrouwst geheugen niet in staat is, na eene opmerkzame lezing, te onthouden, wat er al belangrijks van dien aard in het boek is vervat, en waar het moet worden gezocht. Een volledig zaakregister zou dit in ons oog wezenlijk gebrek grootelijks verhelpen, en het nuttig gebruik van dezen arbeid niet weinig bevorderen. Het is voorzeker moeijelijk, de Bijbelsche personen, ten aanzien van de belangrijkheid, met elkander te vergelijken en juist te schatten; maar in 't algemeen zouden wij toch zeggen, dat de beide eerste deelen van dit werk doorgaans rijker van inhoud zijn, dan de beide laatste, waarin meer namen voorkomen, die eene min gewigtige plaats beslaan op het groot tooneel der Bijbelsche geschiedenis. Doch al is het, dat men het gegronde van deze aanmerking omtrent den doorgaanden inhoud moet erkennen, eenige personen van het hoogste belang spreken ook weder ten voordeele van deze deelen, en de namen van samuël, salomo en nehemia, van lazarus, maria, petrus, pilatus, maar inzonderheid van de twee grootste mannen der oude en nieuwe bedeeling, van mozes en paulus, wekken en boeijen de aandacht hier in een' hoogen graad. In de behandeling van alle de personen, hier voorkomende, spreidt de Heer coquerel, even als in de eerste deelen, veel kennis, veel schranderheid, scherpzinnigheid en vernuft ten toon, en weet hij zijn gevoelen zoo goed in te kleeden en aan te bevelen, dat de Lezer zich doorgaans tot de omhelzing van hetzelve zal gedrongen voelen. Het is deze schranderheid in het opperen van bedenkingen, in het maken van gissingen en vooronderstellingen, ter verklaring van het duistere en ter bevestiging van het min zekere, deze scherpzinnigheid in het ontwarren van het ingewikkelde en schijnbaar strijdige, | |
[pagina 140]
| |
deze bekwaamheid, om verwijderde en vreemdsoortige deelen tot één geheel te verbinden, om uit geringe bijzonderheden belangrijke gevolgen af te leiden, deze gave, om een karakter goed te vatten en juist voor te stellen, die ons ook doorgaans meer getroffen en behaagd heeft, dan de blijken van kennis, welke het boek bevat. Wij nemen wel niets terug van onze bovenstaande lofspraak op de kunde van den Eerw. Schrijver; doch wanneer men bedenkt, wat er niet al toe behoort, om zoo vele en zoo verschillende onderwerpen, als hier voorkomen, overeenkomstig den tegenwoordigen stand der Godgeleerde wetenschappen, grondig te behandelen, zal men gevoelen, dat een man, voor wien, zoo wij wèl onderrigt zijn, de theologische Letterkunde van ons Vaderland en van Duitschland gesloten is, zijne tafereelen en verklaringen hier en daar onvolledig laten moest. Zoo zou, om maar iets te noemen, de verdediging van den doortogt der Israëlieten door de Roode zee, de voorstelling van den geest der Mozaïsche wetgeving, de ontwikkeling van het karakter der Evangelisten en van derzelver schriften, de behandeling van de vraagstukken naar de echtheid der afzonderlijke Bijbelboeken, naar de Demonische bezetenen, naar de broeders des Heeren, naar de harmonie der verhalen van de opstanding, en meer dergelijke, onzes inziens, nog al anders uitgevallen zijn, wanneer de Heer coquerel de bedenkingen van den schrandersten aller tegenschrijvers, van den Wolfenbuttelschen Fragmentist (reimarus), de verhandelingen van van alphen, enz. in het 9de deel van teyler's Godgeleerd Genootschap, de werken van hug, lücke, gieseler, en vele kleinere geschriften uit de theologische Letterkunde van ons Vaderland, had kunnen raadplegen. Intusschen dient men ook hier niet te vergeten, dat de Heer coquerel, bij het schrijven van dit werk, in de eerste en voornaamste plaats op Frankrijk het oog had, en dat hij naar dit bepaald oogmerk genoeg geleverd heeft. De inhoud van het werk is voor geen verslag of uittreksel vatbaar, weshalve wij ons met deze algemeene | |
[pagina 141]
| |
aanprijzende aankondiging vergenoegen. Wij kunnen echter niet nalaten, nog ten slotte op te merken, dat de uitvoerigste artikels ons doorgaans met de meeste zorgvuldigheid bewerkt schijnen. Zoo onderscheidt zich, in ons oog, het artikel over den Apostel paulus, dat niet minder dan 68 bladzijden beslaat, zeer voordeelig. Het is, alsof de grootheid van het onderwerp den Schrijver heeft bezield en met geestdrift vervuld, zoodat hij ook alle de kracht en bevalligheid van zijnen stijl daarbij heerlijk ten toon spreidt. Wij wenschen den bekwamen Schrijver geluk met zijnen, in meer dan één opzigt, uitnemend volbragten arbeid, en bidden hem Gods zegen toe in zijnen belangrijken werkkring. |
|