Le Calendrier, par A.L.C. Coquerel. Amsterdam, à la Librairie des Héritiers H. Gartman. 1827. 8vo. 42 pag. f 1-:
De beroemde Fransche Kanselredenaar coquerel treedt hier op als Dichter, en wel als Dichter over den Almanak; een vrij wederspannig onderwerp, door welks poëtische behandeling hij zeker op den lof van la difficulté vaincue kan aanspraak maken: want, waarlijk, het is geene gemakkelijke taak, om de dorre naamlijst van maanden, dagen en hemelteekenen, de afgetrokkene begrippen van Zondagsletter en Guldengetal, de optelling der verschillende tijdrekeningen, en de omwentelingen van den Almanak, door caesar en gregorius XIII bewerkt, met dichterlijke kleuren op te tooijen, en met spranken van vernuft en Attisch zout te bestrooijen. Dit echter heeft coquerel zeer gelukkig gedaan, en op deze wijs getoond, dat smaak en vernuft ook aan het dorste onderwerp eene dichterlijke zijde weten af te zien. Gaarne zouden wij dit door proeven aantoonen; maar