| |
De balsemingen der ouden uit een nieuw gezigtpunt beschouwd. Door den Heer Pariset.
(Medegedeeld door den Heer p.a. van den berg, Heel- en Vroedmeester te Dordrecht.)
(Revue médicale française et étrangère, Juin 1827.)
In den loop van April l.l. arbeidde ik aan een stuk over de Mumiën, bestemd om in eene aanzienlijke vergadering te worden voorgelezen, en waarvan ik alle de bouwstoffen aan den persoon, die mij wel wilde vertegenwoordigen, heb medegedeeld. Ik onderzocht vooral de redenen, welke de oude Egyptenaars genoopt hebben, om de ligchamen der menschen en der dieren zoo te behandelen, als zij deden; en de moeijelijkheden, welke ik ondervond, om hunne handelwijze te dezen opzigte met hunne godsdienstige denkbeelden overeen te brengen, deden mij inzien, dat het gebruik der balsemingen niet eene godsdienstige zaak, maar een gezondheidsmaatregel was.
Zie hier, hoe ik redeneerde. D'anville schat op
| |
| |
minder dan 2250 vierkante mijlen de bewoonbare oppervlakte van Egypte. Tijdens zijne grootste welvaart telde Egypte 14,000,000 inwoners. Deel het laatste getal door het eerste, en gij verkrijgt 6,222 inwoners op de vierkante mijl.
Gedurende acht maanden van het jaar kon deze bevolking leven, min of meer verspreid, op den grond, welken zij bebouwde; maar gedurende de vier overige maanden, die der overstrooming, moest zij zich op afzonderlijke, versmalde en boven den hoogsten waterstand verhevene punten bijeendringen.
Om hare woningen tot die hoogte te brengen, moest zij die daarstellen of op heuvelen door de natuur geschapen, of op heuvelen door menschelijke kracht gevormd. Vandaar, dat, staande de overstrooming, Egypte toen, en nog, het aanzien had van een' grooten Archipel.
Ten andere wordt eene zoo opeengedrongene bevolking gemakkelijk besmet, en wel te gereeder, naardien de huidziekten daar zeer gewoon zijn. Vandaar ontstond de behoefte aan een' naauwkeurigen leefregel, aan eene overmatige zindelijkheid, aan eene zich tot kleinigheden uitstrekkende gezondheidsleer. De Egyptenaars daalden op dit punt tot bijzonderheden af, over welke men verbaasd staat. Vanhier, dat zij overal, waar zij zich bevonden, voor Geneesheeren doorgingen.
Van eene andere zijde, stellende slechts één doode op veertig 's jaarlijks, gaven deze 14,000,000 menschen eene jaarlijksche sterfte van 350,000 personen. Men begrijpt, dat, gedurende de maanden van droogte, niets gereeder was, dan dezelve te begraven. Maar, gedurende de maanden van overstrooming, wat te doen met deze menschelijke lijken, welke men tot 116 of 117,000 brengen kan, en wat met de lijken der dieren, die men verloor?
De dooden aan de lucht blootstellen, zoo als men in Perzië deed met de Magi? - Zonder van andere beweegredenen te spreken, is het duidelijk, dat men deze heiligschennis verworpen heeft, om de besinetting te vermijden.
| |
| |
Dezelve begraven in den grond der steden, der dorpen? - Misschien gedurende een of twee jaren; maar in het derde, het vierde, en zoo vervolgens, werd de zaak onuitvoerbaar.
Die, zonder eenigen omslag, in de rivier werpen? in den grond bedelven? - Maar de landen stonden onder water; maar het water, dalende, zou de ligchamen hebben blootgelaten.
Die verbranden? - Men had geen hout.
Wat dan te doen? - Hetgeen men gedaan heeft. Men heeft de ligchamen ingezouten. Ingezouten, zeg ik, is het woord; dat, 't welk de Grieken met veel regt gebruikt hebben. Want hier maakt de inzouting de wezenlijke bewerking uit.
Om te zouten, had men natrum; men had het in overvloed. Het natrum is een loogzout, 't welk, in aanraking gebragt met dierlijke stoffen, uit dezelve de vochtigheid trekt, om die aan de lucht terug te geven, en 't welk zich met het vet verbindt, om dat in zeep te veranderen. Het ligchaam, alzoo gezeept door een lang genoeg verblijven in het natrum, wordt vervolgens gewasschen (lotionné); het water voert de zeep mede, en het overblijfsel kan aan de lucht worden blootgesteld, en zal er droogen, zonder te bederven; het ligchaam gedroogd, ziedaar de Mumie! De specerijen, de reukwerken, de harsen, de aardharsen, de balsems, de poeders, verder de omkleedsels, de zwachtels, de houten kisten geschilderd, gebeeldhouwd, verguld; dit alles was weelde: weelde, allezins geoorloofd, maar die niets uitwerkt voor de gave bewaring; of liever, die niets zoude vermogen, zoo de voorgaande bewerking geene plaats had.
In de eerste tijden bewaarde elk Egyptenaar te zijnent de dus bereide Mumie. Alstoen kon een schuldenaar, tot pand van zijne schuld, het ligchaam zijns vaders in de handen zijns schuldeischers stellen. Maar, in het verloop der eeuwen, waren de Mumiën in elk huis zoo zeer vermenigvuldigd, dat zij er eindelijk de levenden uit verdreven zouden hebben. Alstoen nam men het besluit,
| |
| |
de oudste uit te zoeken, dezelve gedurende de overstrooming in te schepen, en naar de grenzen der woestijn te vervoeren. Daar groef men kuilen, waar zij bij duizenden werden ingedolven, en vervolgens met zand overdekt. En dewijl de bergen uitgehoold waren, daar men uit dezelve aanzienlijke hoeveelheden steenen, voor den bouw der tempels, paleizen, huizen enz., had vervoerd, en de bergen alzoo als ontledigd waren, heeft men van deze ruimten gebruik gemaakt, om die in paleizen voor de dooden te herscheppen en tot begraafkamers te bezigen. Voor de Priesters, voor de Koningen waren deze paleizen verfraaid met al den opschik der kunsten.
Deze gewoonte heeft gedurende tweeduizend vierhonderd jaren stand gehouden. Welk eene overgroote massa van dierlijke stof, in ligchamen van menschen en dieren van allerlei soort, is op deze wijze weggeruimd geworden! Men raadplege op dit punt de reizigers, zelfs de nieuwste.
Gedurende een lang tijdsverloop is Egypte een der gezondste landen van den aardbol geweest. Wat zou er integendeel gebeurd zijn, zoo de grond van Egypte, ontbonden en geweekt door de wateren van den Nijl, als doorkneed geweest was met deze verbazende hoeveelheid van bederfelijke overblijfselen?
Ik wil geenszins ontkennen, dat Egypte aanmerkelijke heerschende ziekten en veeziekten gehad hebbe. Het is te vermoeden, dat de karavanen van Nubië er meermalen de smetkoorts (typhus) hebben aangebragt. De pest van Athene kwam uit Nubië of Ethiopië; zij had Egypte doorloopen, en was door de scheepvaart tot aan den Pireus gebragt; maar deze pest gelijkt meer naar eene smerkoorts, dan naar de pest van onzen tijd. Strabo spreekt van pestkoortsen, die zich in de nabijheid van kanalen en groote meren ontwikkelden, welker oevers door de zonnehitte uitgedroogd waren; maar men mag twijfelen, of deze koortsen iets anders waren dan kwaadaardige koortsen. Herodotus, diodorus, tacitus enz. maken geene melding van eenige vreesselij- | |
| |
ke, inlandsche of aan Egypte eigene ziekte. Deze landziekten zouden niet strooken met de verbazende bevolking, door mij zoo even genoemd. Hetgeen overigens bewijst, dat het vee aan groote ziekten onderworpen is geweest, zijn de ongehoorde ophoopingen der mumiën van hoornbeesten, welke, zeer onlangs, een Fransch reiziger, de Heer cailliaud, van Nantes, aldaar gevonden heeft.
Het is zoo, de zindelijkheid, de ongemeene bezorgdheid, welke men bezigde in de keus der spijzen, de zorg om den afloop der wateren te begunstigen, om kanalen te graven en te onderhouden tot het opdroogen der landen, en om het uitgebreide moeras, 't welk de Delta vormde, open te leggen, alle deze middelen van behoud hebben bijzonderlijk bijgedragen tot de gezondheid van Egypte; maar het is zeer waarschijnlijk, dat de gelukkige uitwerking van zoo vele voorzorgen zeer verminderd zou geweest zijn, indien zij niet ware ondersteund geworden door het gebruik van de ligchamen te balsemen, of derzelver rotting te voorkomen.
Men kan niet ontkennen, dat dit gebruik omstreeks de vierde eeuw van onze jaartelling heeft opgehouden, en dat men tot dat tijdstip moet opklimmen, om den oorsprong der pest met pestbuilen te ontdekken; der pest van het Oosten, die zich zoo dikwerf over de oppervlakte der wereld heeft uitgebreid, en van welke het blijkt, dat het oorspronkelijk brandpunt eeniglijk in Egypte is.
Om mijn gevoelen omtrent dit punt te verduidelijken, wil ik eens vooronderstellen, dat de kerkhoven van Vader lachaise en van Montmartre aan den oever der Scine gelegen zijn, dat de Seine dezelve door hare overstrooming gedurende vier maanden bedekt, en door hare daling deze beide kerkhoven aan de gestadige werking der zon in de maand Julij overlaat. Ik vraag het elk verstandig mensch: wat zal er van Parijs worden?
En wat, meent men, mag ten laatste een zoo lage grond, als die der Delta, worden, die sedert zoo vele eeuwen zoo vele lijken heeft ontvangen, het zij door
| |
| |
de gewone sterfte, het zij door veldslagen, het zij ten gevolge en bij het voortzetten der publieke werken, waar zoo veel werklieden bezwijken, om begraven te worden ter plaatse zelve, waar zij hunne laatste zuchten slaken?
Een dorp van de Delta verliest een, twee, drie van zijne inwoners in de maand Junij. Men gaat die begraven, op eenige treden afstands, aan den voet eens dadelbooms, door het vloedwater in Julij bespoeld. De vloed daalt in September of October, en de ziekten verschijnen in het dorp met November. De pest kan er ontstaan: zij ontstaat inderdaad; een enkel besmet punt is voldoende. De steden worden besmet; Egypte wordt aangestoken; vervolgens de Levant en het Westen, Smirna, Konstantinopel, Marseille enz. tot aan Moscou. Maar noch Marseille, noch Moscou, noch misschien Smirna en Konstantinopel zullen de pest voortbrengen door hunne eigene plaatsclijke ligging. Het is eene in het Oosten algegemeen aangenomene waarheid, en welke de rampen van het Fransche leger in Egypte maar al te zeer bevestigen, dat de pest, alvorens zich elders te vertoonen, het eerst in Egypte verschijnt.
Besluit. Een der krachtdadigste middelen, en welligt het eenige middel, om de bronnen der pest op te droogen, zal dus bestaan in het herstellen van de praktijk der balsemingen, aan dezelve al die uitgebreidheid gevende, welke zij voormaals had.
Kostbare praktijk! - Geenszins. De natuur heeft het natrum in Egypte rijkelijk voortgebragt, als om de bevolking te verzekeren. Alzoo geen natrum geen Egypte; ten minste geen Egypte, zoodanig als de oudheid het gekend heeft, met alle zijne meesterstukken.
Praktijk, moeijelijk ingang te doen vinden! - Misschien. Ik voor mij geloof, dat men haar gaarne zoude aannemen, indien.........
Voeg hierbij, als hulpmiddelen van groote nuttigheid, het herstel der kanalen, de goede policie der steden, enz. en, zoo eene heerschende pestziekte mogt uitbreken, de zorg, om de Chloorkalken aan te wenden tot zuivering der kleederen, tot reiniging der huizen, enz.
| |
| |
Een stelsel van voorzorgen en gebruiken, aangenomen en opgevolgd in dezen geest gedurende vijf of zes jaren, maakt het zeer waarschijnlijk, dat men geen wezenlijke pest zien zal in Egypte, noch in eenige plaats der wereld; als eene waarheid aangenomen zijnde, hetgeen in het Oosten algemeen geloofd wordt, dat de pest geen ander oorspronkelijk brandpunt heeft dan Egypte. |
|