Eene familie-aanteekening.
Aan den Heere Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijnheer!
Onlangs een boekje met aanteekeningen van den Grootvader mijner Echtgenoote, Mr. jacob visser, in leven 's Lands Advocaat van Holland, woonachtig in 's Hage, loopende van de jaren 1745 tot en met 1775, doorbladerende, las ik daarin wegens zekeren Hond het volgende:
‘Op den 24 Augustus 1752 zag ik in 's Hage eenen geleerden Hond, welke met zijnen meester uit Parijs derwaarts gekomen was. Op den vloer werden gelegd de letteren van het a.b.c., op kaarten geschreven, ten einde het dier te dienen, om daarmede meer dan honderd vrag en uit een gedrukt boekje, die de toekijkers aan hetzelve mogten doen, te beantwoorden. Ik vroeg: Qui est le dieu des mers? De Hond antwoordde: Neptune. Qui le dieu du vin? De Hond zeide: Bacchus. Dat is: hij nam met den bek letter voor letter op, en vormde daaruit het woord in éénen regel. Insgelijks gaf hij te kennen het uur en de minuten van het horologie, de kleur der kleederen, en multipliceerde op dezelfde wijze eene som, die hem opgegeven werd, zonder dat men konde ontdekken, op welke wijze de meester hem in dat alles behulpzaam was.’
Of ik nu, die eigenaar van eenen lieven en fraaijen karro ben, in zijn geslacht, dat, hoe bijzonder ook met de Goden en Godinnen bekend, althans wegens mijne behande-