Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 663]
| |
Eene zomerreis in Noord-Amerika.V.
| |
[pagina 664]
| |
Dit kan ook wel waar zijn; maar ze vielen ons niet eerder in het oog, denkelijk door den weg, langs welken wij kwamen. Spoedig hoorden wij nu ook een gerommel, alsof het in de verte donderde. Naderbij komende, vernamen wij een ander geluid, onderscheiden van het dof geraas des vals; het was een sterk golfgeklots, veroorzaakt door de snelstroomende rivier, die gedurig met meerder drift langs eene hellende bedding loopt, en, op eene halve mijl afstands van den val, op duizende rotsen breekt. Op deze rotsen verkrijgt de rivier reeds op eens een aanmerkelijk verval, en schijnt, gedurende deze halve mijl, dat zij tusschen dezelve doorspoelt, zich voor te bereiden, om aanstonds in den afgrond neder te storten. De reiziger, die van deze zijde komt, heeft, door het zonderling gezigt op dezelve, en door het hooren van het duizendvoudige golfgeklots, een aangenaam voorspel van het groote stuk, dat dadelijk zal vertoond worden. Het was na den middag, toen wij voor eene aanzienlijke en groote herberg kwamen, wel de eenigste, die aan de Amerikaansche zijde staat, doch die op eens 300 menschen bergen kan. Men zat juist aan tafel, en ik had grooten lust, mij daar ook aan te zetten; doch mijn doorluchtige reisgenoot, de Hertog van Saksen Weimar, was naauwelijks uit den wagen, of Zijne Hoogheid zette 't op een loopen door het bosch naar den waterval. Ik zou mij geschaamd hebben om achter te blijven, en volgde dus, hongerig en vermoeid als ik was. Na ongeveer een paar honderd schreden door het bosch gegaan te hebben, kwamen wij aan den steilen kant van de rivier, waar derzelver eene arm, ter breedte van 900 Eng. voeten, met een schrikbarend geweld, 160 voeten nederstort. De val heeft aan de Amerikaansche zijde de gedaante van eene gordijn, en wordt door het Goat-island van Kanada afgescheiden, waartusschen de andere arm der Niagara-rivier regtstandig nederstort, maar op eene nog veel ontzettender wijze. Om van de steilte naar beneden te gaan, is er een groote en sterke trap gemaakt, zonder welken men daar niet zou kunnen komen dan met het grootste levensgevaar, waaraan de Heer chateaubriand, volgens zijn verhaal, was blootgesteld, maar door Indianen nog gered werd. Ter plaatse, waar de trap voor de eerste maal draait, is een klein portaal gebouwd, waar ik, alleen, een half uur gedachteloos bleef staan, met mijne oogen strak gevestigd op de stukken rots, | |
[pagina 665]
| |
op welke het water met eene onbegrijpelijke kracht en snelheid nedervalt, en, in den wezenlijken zin des woords, een gedonder veroorzaakt, 't welk het gehoor verdooft. Van mijne eerste verbaasdheid een weinig bekomen, ging ik verder naar beneden, en zag nu ook in de verte den val op de Kanada-zijde. Van dien, naast welken ik stond, hoewel 900 voeten lang, zag ik natuurlijk niet anders dan eene dikke kolom waters. Beneden bevonden wij ons in een' bestendigen stofregen. Op een' kleinen afstand had eene breking van zonnestralen op denzelven plaats, en wij zagen een' schoonen regenboog. Hoewel ik getroffen was door hetgeen ik gezien had, ging ik echter nog eenigzins onvoldaan naar huis. Ik was daarover naderhand verblijd, dewijl ik overtuigd was, dat ik den Niagara-val juist op eene wijze gezien had, waarop elk denzelven behoort te zien, zal hij onze verwachting overtreffen, - namelijk trapswijze. Naauwelijks hadden wij gegeten, of wij begaven ons weder naar den val, maar beschouwden denzelven nu van het Goat-island, waarop ons eene lange brug bragt, op de rotsen gebouwd, waartusschen de eene arm der rivier gaat. Wij waren nu tusschen de beide Cataracten in, en zagen thans duidelijker de uitgestrektheid van dit treffend natuurtooneel. Doch het schoonste hadden wij voor den volgenden dag bewaard. Toen gingen wij weder den langen trap af, gelijk gisteren, en voeren beneden, naauwelijks eene halve mijl van den val af, in eene boot de rivier over, hetwelk zonder eenig gevaar geschiedt; alleen geven de geweldige stroom en het woelen van het water den roeijers veel werk, om niet te ver af te drijven. Wij waren nu op de kust van Kanada, en hadden van daar op beide de watervallen een gezigt, hetwelk, zoo als wij dikwijls tegen elkander zeiden, onze verwachting verre overtrof. Wij hadden nu den val aan de Amerikaansche zijde in deszelfs breedte voor ons. Naast denzelven, door een stuk gronds van Goat-island afgescheiden, vertoonde zich een derde Cataract, die, zoo hij op zichzelven stond, een aanzienlijke waterval zijn zou, maar nu naauwelijks opgemerkt wordt, en naast ons zagen wij, in de gedaante van een hoefijzer, over 2100 voeten uitgestrektheid, een' berg waters van eene, 174 voeten hooge, steile rots storten. Er kan geen ontzettender gezigt zijn, dan in deze kom te kijken, waar het water, met eene kracht en drift, welke men, zonder dit gezien te hebben, niet aan hetzelve zou | |
[pagina 666]
| |
toekennen, op eene harde rots valt, door dezen tegenstand weder in de hoogte stijgt, en nu door elkander woelt en kookt en bruist. Zoodra het water den rand der eenigzins uitgehoolde rots voorbij is, verliest het reeds deszelfs kleur, en verandert in een wit schuim, dat na deszelfs val nog verwoeder schijnt naar boven te vliegen. Bijna altijd wordt men nat, als men op een' afstand van dezen val staat; maar de wolken, welke hier gevormd worden, ziet men in de verte duidelijker en hooger dan hier: de veelvuldige regenbogen doen dikwijls zien, hoe ver de opgerezene dampen zich uitstrekken. De rivier is aan de Kanadasche zijde dieper, en de grond, waar zij na haren val neêrkomt, lager; zoodat het water meer naar deze zijde dringt, en eene verschrikkelijker nederstorting veroorzaakt. Het is niet de hoogte van den Niagara-val, (want te dezen opzigte alleen kan onze verwachting een weinig te leur gesteld worden) die denzelven tot den grootsten en schoonsten Cataract op aarde maakt, (cette fameuse Cataracte, zegt chateaubriand, est la plus belle du monde connu) maar wel deszelfs uitgestrektheid en verbazende massa waters, welke hier neêrstort. Gerekend naar de diepte en breedte der rivier, en een' stroom van 5 en 6 mijlen in het uur, vallen er ieder uur tusschen de 85 en 100 millioenen tonnen waters; en dit zal zeker elk gelooven, die bij de Niagara geweest is: want het is juist de hoeveelheid waters, hier bij elken polsslag afstroomende, welke de meeste verwondering veroorzaakt. Men kan naauwelijks gelooven, dat zulks zoo nog lang zal aanhouden; men ziet het oppervlakkig aan voor eene doorbraak van een' dijk, welke van de eerste woede spoedig bedaren zal: zonderling wordt men dan in de verbeelding te leur gesteld, als 't ons in de gedachte komt, dat zulks reeds zoo vele eeuwen achtereen op dezelfde wijze bestaan heeft, en dus wel zoo zal blijven aanhouden. De ontzaggelijke massa waters, welke bij de Niagara neêrstort, neemt geheel en al dat romaneske en sentimentele weg, hetwelk andere watervallen zoo zeer geschikt zijn te veroorzaken. Hier is alles, in den waren zin des woords, ontzetting en siddering aanjagend; het aanhoudend gedonder maakt ons doof; het is alsof alles vergaan zal; men denkt aan den zondvloed. Op den volgenden dag gingen wij drie mijlen verder beneden den val, om eene zoogenaamde draaikolk te zien; doch | |
[pagina 667]
| |
de gansche rivier scheen vol met draaikolken te zijn: dezelve was op eene verwonderlijke wijze ontroerd en in verwarring over den verschrikkelijken val. Zeven of acht mijlen verder, nabij het meer Ontario, begint dezelve eerst van hare ontsteltenis te bekomen en bedaard voort te vloeijen. Hoe ontzettend ook de val in de Niagara is, geloof ik echter, dat chateaubriand zich weder door zijn dichterlijk gevoel liet wegslepen, toen hij in zijne Souvenirs d' Amérique schreef, dat de arenden, door den waterval aangetrokken, in den afgrond nederstorten. Gedurende de vele uren, welke ik bij dezen Cataract doorbragt, heb ik eens een' vogel waargenomen, welke verscheidene malen over denzelven heen vloog, zelfs door de dampen, die uit den waterval oprezen, zonder dat dezelve nederstortte. Ook de Heer von zimmermann, in zijn bekend werk: de Aarde en hare bewoners, spreekt van watervogels, die door de Niagara aangetrokken, - van herten en beeren, die met den stroom medegevoerd worden; ook van eenen Indiaan, die met zijne kanoo in den afgrond gestort is: ik houd dit alles voor vertelseltjes; ik zie zelfs de mogelijkheid van het laatste niet in. Eene halve mijl boven den val loopt de rivier tusschen brokken rotsen. Indien de Indiaan, zoo als zimmermann en anderen verhalen, stil in de kanoo ging liggen, dan moest hij noodwendig met dezelve tegen de rotsen verpletterd worden. Doch voor onnaauwkeurigheden staat elke Schrijver bloot, die verhaalt, wat hij zelf niet gezien heeft, en zich verlaat op enthusiastische reizigers, gelijk chateaubriandGa naar voetnoot(*). Ook het gezigt van dezen Cataract, hetwelk op een plaatje bij het genoemde werk van zimmermann geleverd is, is alleronnaauwkeurigst, en schijnt inderdaad een' anderen waterval te moeten verbeelden. Indien ik mij al vergissen kon, dewijl het reeds een jaar geleden is, dat ik denzelven gezien heb, en het mij eerst korteling in de gedachte kwam, er eene kleine beschrijving van te geven, dan bezit ik vijf gezigten van denzelven, welke ik aan den waterval zelven gekocht heb, waar men dus het best over de naauwkeurigheid kon oordeelen; en deze gezigten, nevens | |
[pagina 668]
| |
mijne herinnering, doen mij bijna gelooven, dat het bovengenoemde plaatje door iemand moet geteekend zijn, die nooit aan dien waterval geweest is: want de derde en kleinste Cataract is juist aan eene andere zijde van den Amerikaanschen val; deze laatste weder moet, naar evenredigheid, eens zoo breed zijn. Het Goat-island, dat tusschen de watervallen in ligt, komt op dit plaatje voor als eene hooge rots, met twee boomen er op; het is intusschen een vlak stuk lands van niet minder dan een paar mijlen in den omtrek, geheel met een bosch van hooge pijnboomen bewassen, waarin wandelwegen gemaakt zijn, en waaruit de reizigers doorgaans wandelstokken snijden. De rotsen, waarvan ik boven gesproken heb, zijn er op vergeten; de rivier komt er vlak en effen aanspoelen, hetwelk niet zoo is. De groote val aan de Kanada-zijde heeft eene andere gedaante, en moest ook, behoudens deszelfs halfrond, met den Amerikaanschen val een' driehoek uitmaken. Er laat zich ook zoo veel rots niet in het midden van dezen verbazenden val zien; ook eindigt dezelve niet zoo ongelijk, maar loopt over eene gladde, vooruitstekende rots, en stort daar even zoo loodregt neder, als waar dezelve bij het Goat-island begint. Geheel effen en schoon valt het water aan deze zijde in den afgrond, zoo zelfs, dat men hier even onder den val komen kan; dan gaat men, aan de Kanada-zijde, met een' spiraaltrap naar beneden, houdt niets aan het lijf dan een grof hemd, klautert met moeite over stukken rotsen, en komt dus even onder den val; een berg waters stort zich dan hier over ons heen; men wordt in een oogenblik door het spatten van het water nat; men voelt gewaarwordingen als van eene koude koorts, en haast zich om er weder van onder uit te komen. Ieder, die aan den waterval in de Niagara geweest is, zal zeker altijd onvoldaan wezen, als hij eene afteekening daarvan ziet, al is dezelve ook naauwkeurig en schoon uitgevoerd. Het is ook een dier voorwerpen in de Natuur, die, gelijk een storm en onweder op zee, zich het allermoeijelijkst laten afteekenen. Wat bij dezen prachtigen waterval ons treft en verbaast, is: de snelheid en drift, waarmede het opeengehoopte water zich onophoudelijk voortstuwt om beneden te komen; de woede, waartoe het overslaat, als het met eene ontzettende kracht neêrkomt; het gedruisch en gedonder, dat men hierbij hoort; het dikke, witte schuim, dat opvliegt, zich verspreidt, | |
[pagina 669]
| |
en voor een groot gedeelte als wolken opstijgt; het gewoel en leven, dat men in deze gansche werking bespeurt, dat onophoudelijk voortduurt, ja zich schijnt te vermeerderen, naarmate men er langer op staart..... Hoe laat zich dit alles afteekenen? |
|