Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De hoop van Griekenland. IV. Broeders! ziet niet in de verte naar de hulp van vreemde hand; Ziet slechts, wilt gij zeker bouwen, in uw eigen hart en land. Vindt gij daar, voor uwe vrijheid, niet het heilig outer staan, Nu en nimmer, broeders! nimmer komt zij u van buiten aan. Zelf hebt gij 't u opgeladen, 't slavenjok zoo hard en zwaar; Zelf hebt gij dat jok gedragen, en gij droegt het nog, voorwaar, Hadt ge lijdzaam willen beiden, o mijn dierbaar Griekenland! Dat het van u wierd genomen door eene andre, vreemde hand. Zelve moet gij voor u kampen; gij, die zelf u hebt bevrijd. U de schuld en u de boete, u de lauwer na den strijd! Velen zullen u beklagen, velen bidden voor uw heil; Velen hebben hunne voorspraak, velen hunnen raad u veil. Hoopt gij meer? Bouw op die hope toch uw vrijheidsveste niet, Dat de grond, waar gij ze op bouwdet, niet in puinen u ontschiet'! Aan uwe oude vrijheidsglorie doet de nieuwe wereld regt; Want de vrije is in de groeve even lijdzaam als de knecht! Legt boetvaardig uwe wapens neder voor der Turken stok; Kromt gewillig nek en schouder onder 't oude slavenjok: Dan, dan moogt gij veilig bouwen op de magt der Christenheid; Dan, dan moogt gij zeker hopen, dat der Turken gunst u vleit! Rust en vrede wil Europa: waarom hebt gij die gestoord? Waarom heeft de waan der vrijheid eigenmagtig u bekoord? - Hoopt op geenen vreemden bijstand tegen eenen vreemden hoon: Ook des Turkschen Keizers sopha noemt Europa eenen troon! - Hellas! werwaarts wendt ge uw blikken? - Zoon! naar God, mijn hoop in nood; God, mijn troost in schuld en boete; God, mijn schild in strijd en dood! Naar wilhelm müller. j.w. ijntema. Vorige Volgende