om zijne gezondheid te herstellen. Natuurlijk drong zich elk om hem heen, en alle de aanwezigen, maar inzonderheid de vrouwen, overlaadden hem met lofspraken over zijne en zijner medegenooten betoonde dapperheid; terwijl de mannen nadere bijzonderheden van de belegering en van den uitval wenschten te vernemen. - Het gesprek viel vervolgens op Lord byron. Spiliades (dus heet de Griek) sprak met de hoogste geestdrift, ja met tranen in de oogen, van denzelven, en verhaalde ons de volgende gebeurtenis, welke byron, een jaar vóór zijnen dood, te Missolunghi is bejegend.
Wanneer Lord byron, op zekeren dag, van de wilde hoender-jagt terugkeerde, op welke hij, verzeld van zijne Sulioten, meermalen uitging, hoorde hij, in eene eenvoudige woning, klavierspel, met eene voortreffelijke zangstem gepaard. De zeldzaamheid van dit muzijkinstrument daar te lande, zoo wel als het schoone gezang, bragten hem in verrukking. Hij hield stand met zijne Palikaren. Het gedruisch, hierdoor ontstaande, werd binnenshuis gehoord; het gezang houdt op; maar de zangeres, door nieuwsgierigheid gedreven, verschijnt op het balkon, waarvan de meeste huizen zijn voorzien; en nu vertoont zich aan den getroffen Lord eene gestalte, welker fraaiheid, naar zijne eigene verklaring, alles overtreft, wat hij immer van vrouwelijk schoon in Griekenland had gezien. Hij spreekt haar in het nieuw-Grieksch aan, haar dankende voor haar betooverend spel en gezang. Zij antwoordt hem in het Fransch; een nieuw bewijs van, bij eene Griekin, zeldzame beschaving. Gaarne had byron het gesprek langer voortgezet; maar, met eene zedige houding, verwijdert zich het meisje. Doch de verschijning was, voor een' man als byron, al te betooverend, om het daarbij te laten berusten. Ten gevolge van verdere nasporingen, vernam hij, dat zij de dochter eens Griekschen koopmans te Missolunghi, en onlangs van Marseille was teruggekeerd, alwaar zij bij nabestaanden, te harer vorming, eenigen tijd had gewoond. Haar vader was bij byron niet geheel onbekend, als zijnde een man, die een stedelijk ambt bekleedde, en van wege zijne vaderlandsliefde algemeen geacht werd. Naardien nu de Lord door de Grieken als aangebeden werd, viel het hem gemakkelijk, toegang tot diens huis te bekomen, onder het voorgeven van handelszaken; en hij werd door den vader
zelven, die zich door zijne bezoeken vereerd achtte, uitgenoodigd. Evenzeer als hem, bij