Uittreksel uit het woordenboek der Jezuiten.
Addéren. Na de substractie de rekenkunstige bewerking, welke de Jezuiten het beste verstaan.
Bajonet. Puntige en onweêrstaanbare bewijsreden, door middel van welke de Jezuiten zonneklaar betoogen, dat men ongelijk heeft, wanneer men anders denkt dan zij.
Bankeroet. Eerlijk en gemakkelijk middel, om zijne schulden te betalen en fortuin te maken.
Bekeeren. Zie Neêrsabelen.
Biecht. Vernuftig middel, om te weten te komen, wat er in de huizen omgaat, en om erfenissen te ontfutselen.
Frankrijk. Wingewest der Pauselijke Staten.
Gendarmes. Lijfwacht van het Jezuiten-korps.
Geweten. Dat eens Jezuits is van den stevigsten aard, en kan zelfs een' moord verduwen, als eene zeer vergeeflijke zoude.
Hart. De Vaders des Geloofs bewijzen, dat men zonder hetzelve kan bestaan.
Kanon. Een werktuig, door lodewijk den XIVde ultima ratio regum genoemd, en als zoodanig ook bij de Jezuiten erkend. Wat toch, inderdaad, bezit meer overredingskracht dan een kogel, die, in één oogenblik, tien ongeloovigen het stilzwijgen kan opleggen?
Koopwaar. Zie Religie.
Missie. Militaire wandeling.
Parijs. Hulpkerk van Rome.
Seminarie (Jezuitsch). Eene soort van barak, waar men de exercitie van den soldaat aanleert: de lading in twaalf tempo's en het koraal; de sabel en het wierookvat, enz. enz.
Vergeven. Oud woord, dat de Jezuiten pogen te doen doorstrijken in het Dictionnaire de l'Académie.
Vernederen. ‘Wie zichzelven vernedert, zal verhoogd worden,’ zegt het Evangelie. Dit is het éénige voorschrift