groote voortreffelijkheden heeft, het harnas wil aangespen; neen: ik wil op het gemis eens woords in de onze te huis komen, dat mij nu reeds te lang verdroot, om er niet eenige klagte over uit te brengen. Ik bedoel het woord toast, dat men wel bij onze vrolijke maaltijden, naar behooren, als toost uitspreekt, maar nog altijd in boeken en nieuwspapieren toast schrijven blijft. En, eilieve, waarom toch? Weet men dan niet, dat de Engelschen, aan wien het toebehoort, het in ééne lettergreep uitspreken, en dat hetzelve, toast geschreven wordende, door Nederlanders niet wel anders, dan to-ast, en dus in twee lettergrepen, kan uitgesproken worden? Maar to-ast met twee lettergrepen is noch Nederlandsch noch Engelsch, en, in het Nederlandsch toast schrijvende, evenwel toost te lezen, stelt op den duur ons gemis van dat woord noodeloos aan de kaak, daar wij toch zoo ligt toost kunnen schrijven, en dan een woord hebben, dat veel meer een Nederlandsch voorkomen heeft, dan toast, of het Fransche conditie, welk laatste niet wel genationaliseerd kan worden. Of is er eene betere benaming voor de bedoelde zaak aan de hand te geven? Want het woord dronk, dat bij onze voorouders, den berkenmeijer hanterende, wel bekend was, drukt niet genoegzaam uit, wat men zeggen wil. Neen; voor: eene conditie instellen, kan men kwalijk: eenen dronk instellen, zeggen. Evenwel geef ik deze gedachte om beter; doch neme de vrijheid voor te stellen, om, indien men alhier het gemis van een Nederlandsch woord erkent, voortaan toost en niet toast te schrijven, eveneens als
de Dichter deed van de gedrukte Toosten, voorgesteld op het Inwijdingsfeest van de Societeit tot Nut en Vermaak te Almelo, gevierd op Maandag, den 3 Februarij 1817, welken deze vrije daad ook niet door zijnen Recensent in de Vaderlandsche Letteroefeningen, zekerlijk 's Dichters oogmerk bevroedende, maar door vele anderen als eene taalfout toegerekend werd, die zich dan ook niet zullen stooten aan de spelling, voorkomende in den lieven Bloemenkrans voor de Bentheimsche Feestelingen, gevlochten door den Heer h.l. wichers, wanneer hij op bl. 14 schrijft:
Hem houde ik voor verrader,
Eene schrijfwijze echter, waaraan zich deze Dichter, dit couplet op het papier brengende, zelf moet geërgerd hebben!