Ter gelegenheid eener voordragt, door Lord ebrington, betrekkelijk de tentoonstelling van Lord cochrane aan de kaak, berigtte Lord castlereagh aan de Kamer, dat dit gedeelte van het vonnis hem door de Kroon was kwijtgescholden.
Ten gevolge van eene vergadering der Badridders, waar eene volmagt werd opgemaakt, waarbij francis townsend werd geregtigd, om Sir thomas, gemeenlijk genoemd Lord cochrane, van de Orde uit te schrappen, begaf zich de Heer townsend, op Donderdag 12 Augustus 1814, naar de kapel van Koning hendrik VII, in de Abdij van Westminster, en beklom eene daartoe aangebragte ladder, ten einde de banier van Lord cochrane, tusschen die van Lord beresford en Sir brent spencer geplaatst, af te nemen. Zijne wapens werden losgeschroefd van derzelver plaats in het koor, en zijn helm, pluim, mantel en degen, met al de overige teekenen der Orde, van den wand gerukt. Thans volgde het meest vernederende der plegtigheid; de banier van Lord cochrane werd met den voet buiten de kapel geschopt, van de trappen af, die derwaarts geleiden, door den Heer townsend, wapenkoning der Orde. Niets dusdanigs had plaats gegrepen, sinds de instelling der Badörde in 1725.
Nadat Lord cochrane eenigen tijd in den kerkervan 's Konings Bank had gezeten, ontsnapte hij; en, op den eigen' dag zijner ontkoming, verscheen hij in de Kamer der Gemeenten, om den eed afte leggen, als Afgevaardigde voor Westminster. Terwijl hij zich daar bevond, kwam de Heer jones, de Cipier, met eenige dienaren der Policie, en, hem met geweld wegvoerende, bragt hij hem weder naar de gevangenis, en sloot hem op in de pijnkamer, alwaar zijne gezondheid zoo spoedig ondermijnd werd, dat men verpligt was, hem meerdere vrijheid te verleenen. Niet dan na verloop der 12 maanden verliet hij den kerker.
Het gaf Lord cochrane, te midden zijner vernederinge, eenige voldoening, zijne Committenten eene inschrijving te zien openen voor het bedrag der geldboete; en, ofschoon niemand voor meer dan één stuiver teekende, was de som in weinig tijds vol en de boete betaald.
Op den dag zijner bevrijding verscheen hij andermaal in de Kamer der Gemeenten, legde den eed af, en kwam juist bij tijds, om zijne stem uit te brengen tegen eene verhooging