Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan den nacht. Hoe stil en kalm is thans de nacht! Geen zachte zefir ruischt, noch stoeit met de olmenblâren; De zilvren maan blikt statig neêr; Geen orgelkeeltje zingt er meer; Geen windje roert het vlak der spiegelgladde baren. Het groot en onafmeetlijk zwerk Is mild bezaaid, en prijkt met diamanten vonken; 'k Zie duizend starren aan 't azuur; Een stille vreê bezielt natuur; De schepping rust, en schijnt in diepen slaap verzonken. De wereld sluimert zachtkens in; 't Is alles stil; geen enkel wezen schijnt te leven; Slechts nu en dan, in 't wijdst verschiet, Hoor ik het murmlen van den vliet; - Maar, zou die eenzaamheid 't gevoelig hart doen beven? Neen, heilge stilte van den nacht! Uw sombere eenzaamheid kan mijne ziel bekoren; Het blaadje, dat het koeltje beidt, Wekt in mijn hart de onsterflijkheid; Uw weemoed heeft de hoop in mijne ziel herboren. [pagina 233] [p. 233] Gij schenkt mijn' geest het duurzaamst heil; 'k Vergeet in uwen schoot alle aardsche vreugd en smarte; 'k Verhef mij boven tijd en lot; 'k Aanschouw uw grootheid, goeddoend God! De stilte, die thans heerscht, biedt laafnis aan mijn harte. Gij voedt mijn' geest met heilig vuur; Gij kunt den sterveling de ware wijsheid leeren; Uw vale vlerken, duistre nacht! Bedekken de ondermaansche pracht; Gij doet den mensch met God, in 't eenzaam woud, verkeeren. O, blijf nog lange, stille nacht! De troostbron voor mijn hart en zachtste bloemenketen! Gij voert mijn jonge Zanggodin Der kunsten schoonen tempel in; Gij zijt de toetssteen van het zalig vrij geweten. Middelburg. j.w. schuurmans. Vorige Volgende