Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet roode boek.(Histoire de France, par l'Abbé de montgaillard.)
Het roode Boek, of de lijst der geheime jaarwedden op de (Fransche) algemeene schatkist, begint met den 19 Mei 1774, en eindigt met den 16 Augustus 1789. Wij willen daaruit eenige uittreksels, ontleend uit opgemelde werk, onzen Lezeren mededeelen. In 1790, aan den Abt maury 250,000 livres; te weten: 40,000, voor bewezene diensten; 100,000, voor het faktuur van zijn Avis au peuple; 10,000, in afwachting van een Bisdom, op voorwaarde, dat hij de ontwerpen der Nationale | |
[pagina 126]
| |
Vergadering zou doen mislukken, enz.; 100,000, ter oorzake van zijne diensten aan het Comité van Marly. In 1776, aan den Graaf de mirabeau, Letterkundige, 200,000 livres; te weten: 5000, voor den verkoop aan het Gouvernement van het handschrift eens werks, getiteld: des Lettres de cachetGa naar voetnoot(*); 195,000, op zijn woord van eer, dat hij de ontwerpen der Nationale Vergadering zou doen mislukken. Het geheel der jammerlijke verspillingen (van 1774 tot 1789) bedraagt 228 millioenen, of, door elkander geslagen, 15,200,000 francs per jaar. Het Comité der Jaarwedden verklaart, dat dit boek niet het éénige register is, dat de bewijzen van de hebzucht der gunstelingen vervat; maar dat het zeker is, dat de ordonnances du comptant, uitgedacht om een oneindig aantal uitgaven te verbergen, die men zich schaamde aan het licht te brengen, verbazende geldsommen uitmaakten. Deze aanwijzingen bedroegen in 1787, het minst bezwaarde jaar, 82 millioenen, en in 1783, het meest bezwaarde, 145 millioenen; in 't kort, in het tijdsverloop van acht jaren, 860 millioenen; de jaarwedden, meer dan 70 millioenen. Op het roode Boek werd gebragt de uitgave van 300,000 livres, welke jaarlijks vereischt werden, opdat het Gouvernement het publiek vertrouwen konde verraden door de brieven te openen, en gunstelingen de heiligste geheimen van bloedverwanten en vrienden konden bespieden, om hunne achterdochtige eerzucht te voldoen, en alwat hun in den weg stond den voet te ligten. Niet zelden werd de Koning misleid door voorwendselen, waarmede men de onbescheidenste verzoeken wist te bemantelen, door hem dezelve als werken van bijzondere weldadigheid te doen beschouwen, en hem omtrent de behoeften zijns volks te blinddoeken. Men vindt op dit register eene gift van 1,200,000 livres aan den Hertog de polignac, als belooning van bewezene diensten. Deze Familie trok alleen meer dan 700,000 livres aan jaarwedden, welke meerendeels van het eene lid op het andere konden overgaan. Behalve de order aan toonder van 1,200,000 livres, op welke som de Koning den prijs van het aanvaarden van het Domein van Fénestrange, den Hertoge | |
[pagina 127]
| |
de polignac toegewezen, had geschat, schouk de Koning hem, als lijfrente, eene jaarwedde van 120,000 livres; dat is te zeggen, dat men, door eene ongehoorde milddadigheid, den diefstal van een rijk Domein van den Staat wettigende, den gunsteling nog daarenboven een jaargeld toekende, hetwelk de levenslange interest uitmaakt van de som, welke hij geacht werd te betalen voor het aanvaarden van dat Domein! De vergunning, ten behoeve van gezegden Hertog, van een Regt, te heffen op al de zeevisch, die te Bordeaux werd gesleten; het geschenk, aan dien zelfden Hoveling, door lodewijk XVI, van de aanspoelingen (alluvions) der Garonne, ver wekten een geweldig misnoegen, en bragten niet weinig toe tot het doen geboren worden van de eerste onlusten in 1789. De vergunning der gezegde aanspoelingen stelden den Hertog in staat, om, naar zijn welbehagen, de oever-eigenaars van dien vloed te plonderen, naar gelange deszelfs wateren de bijzondere eigendommen, welke aan deszelfs loop gelegen waren, meer of min omringden. Op deze wijze eigende hij zich den vloed en de ebbe van de Garonne en de Gironde toe. De Hertogin de grammont ontving eene jaarwedde van 150,000 livres, voor verschillende belangrijke diensten in staatzaken; en de Prinses de vaudemont 60,000, van wege de diensten, door haren broeder bewezen. Mad. de lamballe, Opperïntendante van het Huis der Koningin, genoot eene jaarlijksche gratificatie van bijkans 100,000 livres, als toevoegsel tot hare jaarwedde. En een champcenetz 25,000 livres elk vierendeel jaars, voor het opzigt over de Tuileriën. Men vindt hier gisten van 60,100,150,200,250 en 280,000 livres, aan de Heeren d'aligre, d'angiviliers, Mad. de maurepas, de Heeren de st. priest, sartine, civrac, enz. Men vindt er eene som van meer dan 5,000,000 (zegge vijf millioenen) livres aan het veile vrouwspersoon, Mad. du barry, onder de regering van lodewijk XVI, voor de overgaaf van 1,200,000 livres de contrats à vier percent; alsmede een jaargeld van 80,000 livres, toegestaan aan den man van gezegde du barry, en een dito van 150,000 livres aan den schoonbroeder van genoemde Matres. Zij zelve ontving 300,000 livres per vierendeel jaars, d.i. 3,300 livres daags, voor haar onderhoud. Jaargelden van 40, 60,100,000 livres werden toegewezen aan bijzondere personen, op aanbe- | |
[pagina 128]
| |
veling of op een bon van Mad. du barry. De Hertog de coigny alleen genoot 1,000,000 livres aan jaarwedden; te weten: 100,000, als onderstand, om zijnen rang aan het Hof te handhaven; 100,000, ten zelfden einde; 100,000, op aanbeveling van Mad. du barry; 400,000, als eersten Ecuyer des Konings; 200,000, tot schadeloosstelling voor het intrekken van gemelden post; 100,000, uit aanmerking van zijne diensten en à titre de retraite. Men vindt er arthur dillon, bijgenaamd de schoone dillon, Kolonel en bezitter van het regement Ierlanders, naar hem benoemd, eene jaarwedde genietende van 160,000 livres, uit aanmerking van zijne diensten in de Antilles; - campan, eersten Kamerdienaar, 45,000 livres 's jaars, voor zijne huisselijke diensten. Den Graaf de vaudreuil ziet men er zijnen post van Groot-Valkenier van Frankrijk schatten op de som van 300,000 livres, hoewel hij volstrekt niets te betalen had. Volgens de inlichtingen, aan de Nationale Vergadering verstrekt, heeft deze gunsteling, in het tijdsverloop van acht jaren, aan jaarlijksche gratisicatien, aan ordonnances du comptant, de verbazende som van 2,885,000 livres getrokken, buiten en behalve de voormelde, hem als Groot-Valkenier toegekend. Men vindt er 1,000,000 livres, betaald aan beaumarchais, zoo voor galante kuiperijen, waarvan hij de bemiddelaar was, als van wege zijne onderhandeling, te Londen, met morande, wegens de vernietiging van schotschriften. Men vindt er eene som van 40,000 livres, jaarlijks, aan Prins maximiliaan van tweebruggen, voor zijn onderhoud, en eene van 945,018 livres, tot betaling zijner schulden. Welke verspillingen, welke schandelijke verspillingen leert ons het roode Boek kennen! Men vindt er gratificatiën van allerlei soort, als b.v. 90,000 livres aan meubelen en zilverwerk, gekocht door den Hertog de duras voor den Abt de bernis; 102,955, door en voor denzelfden gekocht te Madrid. De meubelen enz. voor eene Ambassade waren een voorwerp van handel; de Koning betaalde die, de Ambassadeur verkocht ze, de Koning kocht ze weêr in, en zoo vervolgens. De vastgestelde en onvoorziene uitgaven van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken waren jaarlijks gebragt op 6,000,000 en een half; en desniettegenstaande bewijst het roode Boek, dat, in het tijdsverloop van veertien jaren (1774 | |
[pagina 129]
| |
tot 1788), de geheime uitgaven van Buitenlandsche Zaken, daarenboven, meer dan 100,000,000 beliepen! Kan men zich nu nog verwonderen over den jammerlijken toestand der openbare schatkist in 1789? Kan het nu nog bevreemden, dat een algemeene kreet in Frankrijk zich verhief tegen de plonderingen, wanneer men in het roode Boek leest van eene gratificatie van 64,500 livres aan den Heer d'aligre, dien eersten Voorzitter van het Parlement van Parijs, die 600,000 livres jaarlijks te verteren had, en 450 livres in het geheel aan belastingen betaalde? - wanneer men leest, dat een vreemdeling, de Heer de bezenval, 200,000 livres durfde vragen, om zijne zaken in orde te brengen, enz.? Moet men niet gelooven, dat men zich te Versailles tot den tijd teruggekeerd meende, waarin een mazarin zeide: ‘Frankrijk is gelijk aan een' goeden Ezel; hoe meer men hem belast, hoe beter hij loopt!’ - tot den tijd, waarin de Opperïntendant bouillon aan den Koning schreef: ‘Uw Volk is al te gelukkig; het is nog niet genoodzaakt, om gras te kaauwen!’? |
|