| |
Brief uit en over het Oosten.
- Tegen den middag landden wij te Alexandrië. Het was ontzettend heet, en men zag bijna geene menschen op de straten. Wij schenen veroordeeld, om de plagen van Egypte door te staan, en waren genoodzaakt, onze zakdoeken onophoudelijk te bewegen, om de zwermen van vliegen te verdrijven, die ons verblindden. In het koffijhuis, 't welk wij binnentraden, werden de sorbet en de limonade, die men ons voorzette, bedekt met eene digte wolk dier insekten, toen wij de bekers ontdeden van het tinnen deksel, waarmede men dezelve hier gewoonlijk voorziet, om die onaangename gasten af te weren. De herberg, of okèle, waar wij het middagmaal lieten gereed- | |
| |
maken, was vervuld met eene menigte menschen van verschillende kleederdragten. Een Turk zong intusschen een lied. Nadat hij de beide duimen op de ooren geplaatst had, stiet hij, in eene zittende houding, het ligchaam voorover gebukt en de voeten kruiselings over elkander, met een neusgeluid, eene aaneenschakeling van zoo erbarmelijke toonen uit, dat wij genoodzaakt waren, de tafel in eene bovenkamer te laten aanregten. Aldaar bragt men ons een stuk geitenvleesch, 't welk zeer wel was toebereid, vruchten en zeer lekkere moka, 't geen ons alles uitnemend smaakte, na de vaste, welke wij ons aan boord hadden moeten getroosten. Wij namen, des avonds, ons nachtverblijf in het huis van een' burger, waar wij verschrikkelijk gekweld werden door de ratten. Naauwelijks hadden wij onze oogen gesloten, of wij voelden aan alle deelen van ons ligchaam, en vooral in het aangezigt, de beten dezer dieren.
Den volgenden dag gingen wij, op twee ezels, de zuil van pompejus zien. Het voetstuk is negen, de schacht negentig voet hoog. Zij is van Korinthische bouworde, en uit drie blokken rood graniet zamengesteld; men ziet dezelve reeds op zeer verren afstand. Niet ver van die zuil ziet men ook de naald van cleopatra, die zeventig voet hoog is. Zij bestaat uit een enkel stuk graniet, bedekt met hieroglyphen, waarvan er verscheidene bijna zijn uitgewischt. Onze gids was een fraai oud man, met een' witten baard, en bekleed met een' mantel, die los om zijne schouders geslagen was, en borst en armen bloot liet. Niettegenstaande de brandende hitte, was hij ons altijd voor.
Er rest van het oude Alexandrië niets meer dan een groote puinhoop, en de nieuwe stad levert een treurig gezigt op. Overal ziet men zand; slechts hier en daar wordt het door eenige groepen palmboomen doorsneden; voor het overige is er geen voorwerp, dat eenig belang inboezemt; er is geen enkele aangename wandelweg in deze eentoonige vlakten, uitgezonderd alleen die achter het klooster van mahmoudieh, en de tuinen van
| |
| |
den Engelschen Consul. De huizen te Alexandrië, vooral die, welke aan Franken toebehooren, zijn zeer hoog en van buiten wit bepleisterd. Die der kooplieden zijn, over het algemeen, met sierlijk huisraad voorzien. De luchtsgesteldheid dezer stad is de meest frissche van Egypte; des avonds waait er geregeld een zeewind. Men ziet er vele koffijhuizen, die door Franken gehouden worden; maar slechts één derzelven kan middelmatig genoemd worden: men ontmoet er kooplieden en gelukzoekers van alle landen.
Mohammed-ali heeft, rondom de stad, geduchte vestingwerken aangelegd. De natuur heeft dezen Prins met alle bekwaamheden toegerust, om onder de Turken in den eersten rang te schitteren. Hij is begaafd met een levendig en doordringend verstand en een' manhastigen geest, onverzettelijk en onmeêdoogend in de volvoering zijner ontwerpen, gelijk hij bewezen heeft bij den moord van driehonderd Mammelukken, die hij tot een gastmaal had uitgenoodigd. De tijd nadert, waarop hij de opperheerschappij van de Porte zal fnuiken en Egypte onafhankelijk maken. Hij bemint de Europeërs met geestdrift, en heeft eene groote menigte derzelven in zijn' dienst genomen, zonder hen tot den afval van hun geloof te noodzaken. Hij verlangt vurig, mede te werken tot de hervorming van het land, over 't welk hij het gebied voert. Hij heeft, op den Nijl, eene suikerbakkerij en in Cairo verscheidene katoenfabrijken opgerigt. Daar men geen ijs in Egypte heeft, liet de Heer salt, Consul-generaal van Engeland, op zijn verlangen, uit Londen een' toestel ontbieden, om ijs te vervaardigen. Dezelve werd in het paleis van mohammed-ali geplaatst, die bij de bewerking tegenwoordig was, zich van het eerste stuk, 't welk men, na eenige vruchtelooze proesnemingen, gemaakt had, meester maakte, en, in de vervoering eener kinderachtige blijdschap, zich naar zijn' Harem begaf, om het aan zijne vrouwen te vertoo nen. Van dat oogenblik af aan behoort het ijs tot zijne délices.
| |
| |
Het groot kanaal van cleopatra, sinds korten tijd hersteld, heeft 40 mijlen lengte, en vereenigt, te Alexandrië, den Nijl met de Middellandsche Zee. Het is een verwonderlijk werkstuk; men heeft er sinds lang omtrent 150,000 Arabieren aan laten werken, waarvan er 20,000 onder dien arbeid bezweken zijn. Toen wij op zekeren morgen aan een prachtig huis, niet ver buiten de stad, gekomen waren, hetwelk de Pacha voor zijnen zoon liet bouwen, hoorden wij van buiten krijgsmuzijk: hij was het zelf, die met zijne lijswacht uit Cairo kwam. Hij was te voet; hij klom op den dam, die het kanaal omzoomt, en nam de menigte arbeiders in oogenschouw. Hij is welgemaakt, van middelbare gestalte, met een kalm en nadenkend gelaat, en schijnt tusschen de vijstig en zestig jaren oud. De bedding van het kanaal was bedekt met allerlei soort van Arabieren, arbeidendé onder den last van eene drukkende hitte, terwijl de opzieners hen tot het werk aanzetteden met de zweep in de hand. Wij dachten aan de kinderen Israëls onder de roede der pharao's. Mohammed-ali geeft aan die ongelukkigen geene andere bezolding dan eene halve penny (5 centimes) daags, en een vast rantsoen brood; maar zij leven zoo onbezorgd voort, dat zij den moeijelijksten arbeid met blijdschap schijnen te verrigten. Des avonds zag ik hen hunnen maaltijd gebruiken, gezeten onder grove tenten, of door elkander onder den blooten hemel liggende; men hoorde onder hen niets dan de onbeschaafde liederen van hun land, die zij gepaard lieten gaan van een luidruchtig handgeklap.
De weg van Alexandrië naar Rosette levert den reiziger de uitnemendste gezigten op. Laatstgenoemde stad is gelegen aan de oevers van den Nijl, te midden van boomgaarden van dadel-, banaan-, oranje- en citroenboomen, en is misschien het aangenaamste oord van Egypte. Deszelfs handel is tegenwoordig zeer in verval, en nog minder dan die van Damiate, welks ligging, aan een dor strand, echter zeer eentoonig is.
Wij begaven ons scheep aan boord van een landsvaar- | |
| |
tuig, hetwelk ons naar Cairo moest brengen. De oevers van het kanaal waren in het begin overal met zand bedekt. Maar den volgenden morgen, toen wij den Nijl binnenliepen, werden wij door een heerlijk schouwspel verrast. Het opaal en de robijn, de voorboden van den opgang der zonne, kleurden den gezigteinder met een' schitterenden gloed. De oevers der rivier waren bedekt met dadelstruiken en bezaaid met dorpen, uit welke zich sierlijke Minarets verhieven. Eene diepe stilte heerschte in de gansche natuur. Men kan zich onmogelijk van eene levendige ontroering weêrhonden, wanneer men zich voor de eerste maal op die sedert zoo vele eeuwen beroemde rivier bevindt.
Wij ontscheepten te Foua, alwaar wij eenige uren bleven. Nadat ik mij in den Nijl gebaad had, deed ik eene wandeling door de stad; de winkels waren reeds geopend, en men verkocht vruchten langs de straten. Verscheidene vrome Muzelmannen zaten voor hunne deuren, met den Koran in de hand; zij lazen in het heilige boek de luisterrijke beloften des Proseets, of leerden hunnen kinderen bidden. Van boven de Minarets der twaalf Moskeën dezer stad riepen de Muczins de geloovigen tot het gebed. Hunne stemmen brengen in een zoo stil land als Egypte, wanneer dezelve des morgens of des avonds op een' grooten afstand weêrgalmen, een' diepen en plegtigen indruk te weeg. De Oosterlingen benoemen doorgaans diegenen onder de geloovigen, welke de sterkste en welluidendste stem hebben, tot dien post. Dikwijls hoorden wij, wanneer wij den Nijl opvoeren naar Opper-Egypte, dien roep in de verte, welke de stilte der woestijn afbrak, en weêrgalmde gelijk eene stem uit den Hemel: ‘Er is slechts één God. God alleen is groot, en mohammed is zijn Profeet.’
De Nijl is een stille en statige vloed; hij is omtrent een derde van eene mijl breed. Deszelfs bedding is op sommige plaatsen naauwer; maar bij de overstroomingen bedekt dezelve dikwijls eene oppervlakte van twee of drie mijlen. - Wij vorderden zeer langzaam; trouwens, enze
| |
| |
matrozen waren niet van de handigsten. Niets, intusschen, is aangenamer, dan zachtkens, bij helder maanlicht, over die stille wateren te glijden. In de nabijheid van het prachtig schouwspel, 't welk dezelve voor onze oogen ten toon spreidden, zou het ons onmogelijk zijn geweest, ons aan den slaap over te geven.
De uitwerking van het licht der maan op de oogen is echter zeer gevaarlijk in deze streken. De Arabieren raden u, dezelve te dekken, alvorens in te sluimeren in de opene lucht. Het is eene zeer juiste toepassing van de woorden van den Psalmist: De zon, gedurende den dag, en de maan, gedurende den nacht, zullen u niet kwetsen. De maan heeft zelfs nadeeliger invloed op de oogen, dan de zon; en hij, die de onvoorzigtigheid had, in te sluimeren op eene plaats, waar de oogleden aan hare stralen zijn blootgesteld, zou spoedig blind worden, of een zijner oogen verliezen. Ik heb tot mijne schade geleerd, mij voor dat gevaar te beveiligen.
Op den vierden dag verliet ik het vaartuig voor eenige uren, vergezeld van mijnen getrouwen michel, en wij zetteden te voet onze reis voort langs de oevers van den Nijl, tot dat wij kwamen aan een Arabisch dorp, door dadelboomen beschaduwd. De huizen zijn er van ongebakken steen gebouwd, gelijk de andere dorpen van Egypte. Zij hebben slechts ééne verdieping. De grond is met biezen matten bedekt, gelijk ook de aarden zitplaatsen tegen den muur in den vorm van sopha's. In eene dier hutten vonden wij uitmuntende melk en ongezuurde koeken, in den oven gebakken. Daar het mij onbekend was, op welk uur wij weder aan het vaartuig moesten zijn, zoo zorgde michel voor eenig gevogelte, 't welk hij zich in eene andere hut aanschafte. Eene der vrouwen van het dorp nam de zorg op zich, om hetzelve gereed te maken; maar zij veroorloofde ons niet, hare Huisgoden door onze tegenwoordigheid te bezoedelen. Een Sultan kon niet jaloerscher zijn omtrent zijnen Harem. Het voorkomen dezer vrouw was echter de veiligste waarborg tot behoud harer eer. De Arabie
| |
| |
ren van die gewesten hebben een zeer bruin vel; zij prenten hunnen naam op de gewrichten hunner handen. Hunne vrouwen maken zich ook een groen teeken van den mond tot aan de kin. Deze soort van beprikking kan nooit worden uitgedelgd. Onder de lommer aan den voet van een' muur gezeten, nuttigden wij met graagte het gevogelte, 't welk men ons in een' schotel vol warm water voorzette. Wij werden gedurende onzen maaltijd gadegeslagen door eene groep Arabieren, waarvan verscheidenen naakt waren. Deze volken zijn zeer traag; zelden ziet men hen den grond bearbeiden; en, ofschoon de Nijl visch in overvloed oplevert, geven zij zich echter de moeite niet, denzelven te vangen.
Des Maandags kwamen wij te Boulac, de haven van Cairo. Men belaadde een' kameel met onze goederen, en wij begaven ons, op ezels gezeten, naar het huis van den Cousul, dwars door eene onbewoonde vlakte, bedekt met ruïnen en uitgestrekte puinhoopen, die ons de plaats deden zien, waar de oude stad gestaan had.
De Heer salt, dien ik te Alexandrië verlaten had, had ons, met eene verpligtende beleefdheid, zijn huis te Cairo aangeboden. Hetzelve ligt op eene der afgelegenste plaatsen der stad, en is alleen door zeer sinalle straten en stegen te naderen. Wij waren nu in de maand Augustus, en echter had ik geen hinder van de warmte, dan op den middag, of gedurende mijne wandeltogten. De morgens en avonden zijn altijd aangenaam in dit schoone klimaat; de lucht is er altijd helder, en het azuur zeer zelden door een wolkje afgewisseld.
Cairo verwezenlijkt geenszins de prachtige voorstellingen, welke de Oostersche Schrijvers van hetzelve hebben gegeven. De bergen van puinhoopen, die sinds eeuwen hetzelve omringen, bewijzen de meerdere voortreffelijkheid der oude stad. Echter heeft de tegenwoordige hoofdstad nog veel merkwaardigs behouden. Het paleis der Kalifen en andere gedenkteekenen zijn verdwenen; maar er bestaan nog oude wijken, waar men aan de bouworde en uiterlijke versierselen de Koningin van het Oosten herkent. Cairo is minder uitgebreid dan Konstantinopel, en bevat tweehonderdvijftigduizend inwoners. Het heeft die tuinen niet, welke de stad der Sultans verfraaijen; de huizen zijn van klei gebouwd en hooger opgetrokken, en de straten zijn er nog smaller, dan in de hoofdstad des rijks. De vensters en de balkons, met zonne- | |
| |
blinden voorzien, die eene buitenlijst van twee voet vormen, vergunnen het vrije uitzigt, zonder dat men van buiten gezien kan worden. Dáár onthouden zich de bewoners het liefst. De huizen zijn zoo veel mogelijk beschut tegen de hitte des daags, en men tracht er op allerlei wijzen de frischheid en schaduw te bevorderen; want in die heete gewesten wordt de zon als een vijand beschouwd. De straten, niet geplaveid, zijn op een' zeer harden grond aangelegd; maar men begiet dezelve onophoudelijk, door middel van kameelen, met groote watervaten van leder beladen. De reiziger ziet spoedig de reden, waarom de Oosterlingen naauwe straten hebben; de huizen zelve, de vooruitstekende zonneblinden der bovenverdiepingen beschermen hen altijd tegen de zon. Cairo heeft geen ander water, dan dat van den Nijl, en men gebruikt eene groote menigte kameelen, om hetzelve aan deze stad toe te voeren. Alle huizen hebben platte daken, en van het dak des Consuls heeft men het gezigt op een groot gedeelte der stad. Het is alleraangenaamst, er des nachts te
wandelen, bij den helderen maneschijn, welks glans wedijvert met het daglicht, en u in staat stelt, om even gemakkelijk te lezen, als op den vollen middag. Van daar bemerkt men eene menigte inwoners, op de naburige daken slapende. Bij nacht verstoort niets de diepe stilte te dezer plaatse, zelfs niet de voetstappen van den reiziger of van den Arabischen gelukzoeker; en eenige eenzame palmboomen, die zich boven de huizen verheffen, zijn de eenige voorwerpen, die uw blik ontwaart.
De Europeërs, die te Cairo hun verblijf houden, leiden er een zeer geregeld leven, ofschoon verscheidene hunner een' prachtigen staat voeren. Onze Engelsche ontbijten zijn er onbekend. Des morgens brengt men u, op het uur, waarop gij zulks verlangt, een kop koffij en brood; des middags wordt er een goede maaltijd aangeregt, voorzien van Europesche wijnen en de keurigste vruchten uit het Oosten. Ten zeven ure wordt er een voedzame avondmaaltijd gereed gemaakt, met minder geregten evenwel, dan des middags, en ten tien ure begeeft men zich ter ruste. Deze leefwijze schijnt mij weinig overeen te komen met het klimaat, hetwelk op de heete uren van den dag slechts ververschingen schijnt te vorderen, en den voedzaamsten maaltijd, wanneer de hitte voorbij is.
De markten van Cairo zijn slecht voorzien. Behalve scha- | |
| |
penvleesch, hetwelk er altijd en van eene goede soort is, zijn andere eetwaren moeijelijk te bekomen. De wijn is er duur en slecht; maar de oranjeäppels en bananen van Rosette, die men naar Cairo vervoert, de versche vijgen, de granaten, amandelen en noten maken een voortreffelijk nageregt uit. Eene der lekkernijen des lands is de caimac, eene soort van stremsel, gelijk aan dat van Devonshire of Cornwallis, op dezelfde wijze bereid, en zeer goed in plaats van boter te gebruiken.
Op den 16 Augustus moest men de dijken van den Nijl doorsteken. Volgens aloud gebruik kwam er eene ontzettende menigte bijeen uit alle oorden en plaatsen, om op de plaats, waar deze plegtigheid geschieden zou, den nacht door te brengen. Wij begaven ons tegen acht ure derwaarts. Er werden salvo's uit het grof geschut gelost; men zag er illuminatiën, vuurwerken, enz. enz. Aan den kant van Boulac waren de oevers der rivier met menschen bedekt. Sommigen zaten onder breede vijgeboomen deftig te rooken; anderen sloten eenen kring rondom Arabieren, die, door hunne levendige dansen, een zonderling kontrast opleverden met de houding en het onverschillig gelaat hunner onderdrukkers. Op den tegenoverliggenden oever was het tooneel nog belangrijker; dáár was eene verbazende menigte, die, bijna op elkander gehoopt, in een' halven kring gezeten was. Achter hen stond eene menigte verkoopers van fruit en andere eetwaren; links, onder groene priëelen, waren tenten opgerigt, die tot koffijhuizen dienden, en loodsen, onder welke men, voor de liefhebbers, visch en groenten gereed maakte. In het midden van dit tooneel zag men Albanesche soldaten in nationaal kostuum, Nubiërs, wier gelaat verzengd was door de verschroeijende hitte der woestijn, Mammelukken, Arabieren en Turken rondzwerven. Wij traden in een dier koffijhuizen in de opene lucht; het was welverlicht, en men kon uit hetzelve, terwijl men er ververschingen gebruikte, zijne oogen over het feest laten weiden. Zeer vermoeid zijnde, legde ik mij ter ruste op eene biezen mat, en sliep zoo gerust in, dat ik zelfs door een' hevigen twist, die er in dezelfde tent ontstond tusschen de Albanezen en Arabieren, niet ontwaakte. Ik sliep onbezorgd door; mijn getrouwe michel, die aan veel tegenwoordigheid
van geest eene grondige kennis paarde van de gebruiken dezer landen, waakte aan mijne zijde. Intusschen verliep de nacht. Te midden van eene menigte Ara- | |
| |
bieren, die in een' diepen slaap gedompeld waren, begaf ik mij weder naar de groepen, die het strand bedekten, en nog steeds feest hielden met dansen en smullen. Aan beide oevers der rivier zag men kransen van lampions zachtelijk wiegelen onder het loof; en de Nijl, schitterende als de spiegels van eene rijkverlichte zaal, was als bezaaid met vaartuigen, waaruit vreugdekreten opgingen, die zich met het gedruisch van het musketvuur vermengden.
Eindelijk brak de dag aan, en een salvo uit het grof geschut kondigde de gebeurtenis aan, die met zoo veel verlangen was te gemoet gezien. Wij volgden de ontzaggelijke menigte, die zich ijlings naar de plaats des schouwtooneels begaf, en zich reeds op de hoogten van het kanaal bevond, hetwelk bestemd was om de wateren te ontvangen. De vertrouwde Agent van den Heer salt, osmin genaamd, een Schotsch Renegaat, maar voor het overige een braaf man, ontmoette ons, en wees ons eene zeer geschikte plaats aan, om de plegtigheid te zien. De Kiaia-bey, eerste Minister van den Pacha, kwam weldra met zijne eskorte, en nam plaats tegenover ons op den anderen oever. Terstond maakten zich de Arabische arbeidslieden gereed, om den aarden dam te slechten, die tot schutsweer diende voor de wateren van den Nijl; terwijl sierlijke vaartuigen, met nieuwsgierigen bedekt, elkauder als verdrongen, om in het kanaal te komen. Weldra noodzaakten het slijk, dat van den dijk nog overbleef, en de spleten, die in denzelven ontstonden, de arbeiders, om hun werk te staken. Verscheidene Arabieren wierpen zich toen in den stroom; en naauwelijks hadden zij eene bres geopend, of de wateren braken, met een onweêrstaanbaar geweld, als een geweldige stortvloed door. Volgens het gebruik, liet de Kiaia-bey geld werpen in het kanaal, en het volk stortte zich in hetzelve; terwijl sommigen naar het metaal vischten, met behulp van een met, aan een' stok vastgemaakt. Het was inderdaad een aardig schouwspel, deze metalen vischvangst te zien, te midden van het water, 't welk met eene ongeloofelijke snelheid zijnen loop vervolgde. De kracht van den stroom noodzaakte weldra de meesten, die visscherij te staken; maar de onversaagdsten, die al zwemmende tegen de golven worstelden, trachtten nog naar het geld te grijpen, hetwelk men hun toewierp, of doken onder het water, om het
daaruit te halen. Het is te bejammeren, dat deze oefening elk jaar aan verscheidene neisonen het leven kost. De vaartuigen,
| |
| |
die in het kanaal waren doorgedrongen, liepen Cairo binnen, beladen met passagiers, die de lucht met hun gejuich vervulden.
Men weet, dat de overstrooming van den Nijl voor de Egyptenaars de onschatbaarste weldaad is der Voorzienigheid. Naarmate de rivier zich uitbreidt over onderscheidene wijken der stad, en over de naburige landstreek, verdringen zich de inwoners, om in hare vruchtbare wateren hunnen dorst te lesschen en zich te baden. Het groote plein, de Birket genaamd, dat bij onze aankomst niets dan eene dorre zandstreek vertoonde, was nu weldra veranderd in een' wijden watersprong, omringd van schoone vijgeboomen. Dit plein is aan de eene zijde omgeven van het paleis van den Pacha; aan de tegenovergestelde zijde is de wijk der Kopten; het paleis van het Opperhoofd der Mammelukken, woonhuizen van bijzondere personen, vestingwerken en ruïnen maken het overig gedeelte van dit plein uit. Wanneer men, rondom de stad, eenen ringmuur van ruïnen gezien heeft, zich boven eene doire vlakte verheffende, is het moeijelijk te begrijpen, dat de overstrooming tot dezelve kan doorbreken; maar, nadat die overstrooming heeft plaats gegrepen, gaat men elken dag met belangstelling den stillen en onweêrstaanbaren voortgang der rivier na, die allengskens eene akelige woestijn in eene groote kom verandert, rijkdom en overvloed in haren schoot verbergende. Op dit oogenblik weêrgalmt de stad van gezang en vreugdekreten, gepaard met het gejuich: ‘Allah! allah!’ en van de dankzeggingen, welke een geheel volk voor die onschatbare weldaad ten Hemel zendt. |
|