Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEene zomerreis in Noord-Amerika.
| |
[pagina 70]
| |
de toer naar het Noorden het aangenaamste, omdat dezelve ging naar den waterval in de Niagara, tusschen de binnenlandsche zeeën Ontario en Erie, naar de mineraalbronnen te Libbanon, Balston en Saratoga, en op deze wegen de heilige plaatsen deed zien, waar in den revolutieöorlog zoo veel bloeds voor vrijheid en volksbestaan gestroomd had. Menig Amerikaan, die van zijne kleine winsten en groote uitgaven in kleederpracht iets óverwinnen kon, ondernam dezelve; doch sedert fulton de ontdekking der stoomkracht van wats op de vaartuigen toegepast heeft, en sedert men aan het groote kanaal van het meer Erie begonnen is, werd deze togt menigvuldiger ondernomen, en is thans tot eene volkomene reiswoede overgeslagen. Als het schoone jaarsaizoen aankomt, hoort men het meest spreken van den fashionable toer; zelfs in herbergen en op reiswagens is dikwijls de inleiding tot verdere kennismaking: Sir! you come from the springs? you go to the falls? (Mijn Heer! komst ge van de bronnen? gaat ge naar den waterval?) Ik was in de maand Julij (1825) te New-Yorck, en had geene andere bezigheid, dan om voor mijne gezondheid te reizen, zoodat ik spoedig besloot, insgelijks den fashionable toer te maken, te meer daar het mij als Nederlander nog van een bijzonder belang was, de Hudson- of Noordrivier op te varen, aan welker oevers, twee eeuwen vroeger, de eerste Nederlandsche kolonisten zich nederzetteden, en, aan het einde derzelve, niet ver van den Atlantischen Oceaan, op een eiland, Nieuw-Amsterdam bouwden, dat naderhand met den naam van New-Yorck herdoopt is. Reeds het begin der reize was voor mij belangrijk; want het was voor de eerste maal in mijn leven, dat ik een stoomvaartuig betrad. Ik begaf mij vroegtijdig naar de plaats, waar de stoombooten voor de Noordrivier afvaren, en moest toch, onder een ontzettend gedrang van menschen, mijn uiterste best doen, dat mijne koffers bij elkander bleven, en eene goede plaats kregen in de kamer, welke voor de bagaadje bestemd was. Aan den grooten toevloed van menschen naar de stoomboot zou men waarlijk gedacht hebben, dat deze boot de eenigste was, welke er in de gansche week afvoer; en echter gingen er twee te gelijk af, des middags weder twee, en zoo de geheele week door, en op ieder dezer booten bevinden zich doorgaans van de twee- tot driehonderd passagiers. | |
[pagina 71]
| |
Het grootste gedeelte begeeft zich doorgaans, als het mooi weêr is, terstond op het bovendek, dat van de eene zijde der boot tot de andere doorloopt, rondom met hekwerk voorzien en van boven met een zonnescherm gedekt is, waar men dus een vrij en ruim gezigt heeft op de voorwerpen, langs welke men vaart, en waar men wandelen kan, of in een boek kan gaan zitten lezen. Aan het ploffen der schepraden in het water merkt men, dat de boot zal afgaan, en in een oogenblik bevindt men zich reeds op een' afstand van de werf; want het schijnt tot de stoomboot-etiquette te behooren, om met eene groote snelheid langs de stad te varen. Zoodra men van wal is, weet men niet, waar men het eerst de oogen op vestigen zal; want aan alle kanten doen zich de schoonste gezigten op. Naar het zuiden vertoont zich Staten-eiland, hetwelk met Long-island de baai vormt, aan welke New-Yorck ligt, en die men in schoonheid gelijk stelt met de baai van Napels. Tusschen deze twee eilanden ligt de haven, en wordt door het vooruitstekend land van New-Jersey gedwongen, zich oostwaarts in zee uit te storten. Waar de haven tusschen deze eilanden het smalste is, ziet men in de verte twee sterke fortressen, die den doortogt van vijandelijke schepen onmogelijk schijnen te maken. Ook de kleine eilandjes Governors, Bedlow en Gibbet, welke met sterkten voorzien zijn en in het midden der baai liggen, maken het uitzigt op deze zijde bij uitnemendheid schoon, vooral in het jaarsaizoen als alles bebouwd en groen is tot op de toppen der bergen, en de op eene moderne en smaakvolle wijze gebouwde huizen en buitenplaatsen de schilderachtigste groepen aan het oog vertoonen. Aan de westzijde der rivier ligt New-Jersey, waarvan men de dorpen Paulushoek en Hoboken, die nog hunne oude Hollandsche namen behouden hebben, aan den oever ziet. Ten oosten doet zich de thans met 170,000 inwoners bevolkte stad New-Yorck juist van hare schoonste zijde op, dewijl dezelve op een lang, smal eiland gebouwd is, dat van het zuiden naar het noorden strekt. Vóór ons uit lag de heerlijke Noordrivier, aan welker schoone uitzigten ik mij niet heb kunnen verzadigen, zelfs niet toen ik dezelve voor de achtste maal bevoer. Terwijl ik dus bezig was het schoone van alle kanten te beschouwen, oefende de damp van het kokend water deszelfs bekende kracht uit, en deed, met behulp van eene zeer ge- | |
[pagina 72]
| |
compliceerde machinerij, de schepraden zoo snel en heftig in het water slaan, dat het drijvend kasteel in weinig tijds de fraaije buitenplaatsen, buiten New-Yorck op hetzelfde eiland liggende, voorbij en buiten het gezigt der stad was. Ik had omtrent een uur lang op dezelfde plaats gestaan, om alles met aandacht te beschouwen, toen het mij eerst in de gedachte kwam, om een ander voorwerp van nieuwsgierigheid, de stoomboot zelve namelijk, van nabij te bezien. Ik verliet het opperdek, en kwam op eene tweede verdieping, waar ik, behalve het bovenste gedeelte der machinerij, verscheidene kamers vond, als voor den Kapitein, voor de Ingenieurs, voor de stuurlieden, voor de bagaadje, eene waschen kleedkamer, enz. Vóór op deze verdieping stonden eenige menschen eigaren te rooken, hetgeen elders verboden is. Ik ging naar beneden, en kwam in eene zeer ruime en sierlijk gemenbeleerde kamer, aan beide kanten in de lengte met vaste slaapplaatsen voorzien. Twee rijen als marmer geschilderde kolommen ondersteunen het dek. In het midden van het vertrek zag ik boven eene deur staan: Ladies-cabin; dat is: roef of kamer voor Dames. Ik mogt daar natuurlijk niet in komen; doch had genoeg gelegenheid, door het gedurig heen en weêr loopen en springen der jonge Dames naar het opperdek, op te merken, dat het eene vrij groote kamer was, de grond voorzien met een tapijt, de ramen met zeer mooije gordijnen, en zoo alles naar evenredigheid. Aan de andere zijde in het midden was de Bar-room, de plaats, waar men alle soorten van wijnen, liqueuren enz. verkocht; aan beide zijden van dezelve eene deur, waarboven stond: twee dollars boete; ik ging daar dus niet in, maar vernam, dat deze deuren naar de keukens gingen. Hoewel in deze kamer verscheidene passagiers op de canapés zaten, of heen en weêr wandelden, waarschijnlijk van de dorstigsten, die zich bij de bron wilden ophouden, bleef ik echter niet langer hier, dan noodig was, om mijne nieuwsgierigheid te voldoen, en haastte mij, om weder op het bovendek te komen. Toen ik op de tweede verdieping was, zag ik, dat het tijd was om te betalen. Ik voldeed dan den Kapitein, en kreeg het nommer van mijne slapplaats, welke ik, met behulp van een der knechts, vond, niet in de groote, maar in eene der twee slaapkamers, welke in het voorste gedeelte van het vaartuig waren; dezelve was eene vaste kooi, voorzien van eene matras, kussens, twee lakens en eene deken. Ik was over alles, wat ik zag, | |
[pagina 73]
| |
zeer voldaan, maar verwonderd, dat ik niet meer moest betalen dan drie daalders (elk 50 St. Holl.) van New-Yorck naar Albany, een afstand van 146 Eng. mijlen, dus omtrent 50 uren, eten, drinken (ontbijt, middag- en avondëten) en slaapplaats daaronder gerekend, en alles in waarheid zoo overvloedig en goed, als men het in de beste herbergen verwachten kon. Zulks is te meer opmerkelijk, als men bedenkt, dat zulk eene stoomboot ontzettend veel gelds tot aankoop en onderhoud kost (men verhaalde mij, dat er onder waren, welke, met het meublement enz. 80,000 dollars gekost hadden); doch de oprigting daarvan gaat, zoo als in Noord-Amerika algemeen is, bij wijze van associatie, en waar zoo vele stoombooten varen, als van New-Yorck naar Albany, zoekt ieder de vracht te verminderen, om veel passagiers te lokken, en door derzelver groot getal de uitgaven weder te vergoeden. Terwijl ik nog in Noord-Amerika was, werd er weder eene nieuwe linie stoombooten tusschen beide genoemde plaatsen aangelegd, welke de vracht, met eten en drinken, op twee daalders bepaalden. Tien jaren vroeger, toen fulton alleen het privilegie had, was de prijs tien daalders. Het is inderdaad opmerkelijk, hoe verre de Amerikanen de vaart met stoombooten gebragt hebben, zoo wel in gemakkelijkheid en sierlijkheid van inrigting, als in goedkoopte. De Safety-Barges, welke door stoombooten worden voortgesleept, en op welke men een daalder vracht meer betalen moet, omdat men van het gevaar van het springen des waterketels en van het geraas der machinerij bevrijd is, zijn, in den wezenlijken zin des woords, drijvende kasteelen. Dagelijks vermeerdert het getal der stoombooten. Wanneer men op eenen afstand van New-Yorck komt, ziet men, den ganschen dag door, den rook dezer vaartuigen, welke van dit gewigtig punt (New-Yorck) naar alle deelen des lands vertrekken. Van derzelver groot getal overtuigde ik mij op den 4 November 1825, toen ik te New-Yorck, bij gelegenheid van het feest ter voltooijing van het Lac Erie-kanaal, tweeëntwintig stoombooten bij elkander zag. Dit gezigt kon men niet zonder verbaasd te staan aanschouwen. Het was een nieuw verschijnsel in de wereld. Voor de eerste maal ging eene vloot van tweeëntwintig kolossale vaartuigen, door den wasem van kokend water voortgedreven, den Oceaan begroeten. De juiste en afgepaste manoeuvres dezer stoombooten, op derzelver vaart van New-Yorck naar zee, een afstand van 30 Eng. mij- | |
[pagina 74]
| |
len, waren verwonderlijk. Nu eens waren dezelve in eene linie geschaard; dan weder veranderden zij in derzelver vaart plotseling van stand, of trokken achter elkander op, even als krijgslieden, die, op kommando van den Bevelhebber, hunnen marsch afwisselen; en toen deze stoombooten de zee genaderd waren, formeerden zij eenen kring, in wiens midden de Washington, (stoomboot No. 1) aan welker boord zich de Corporatie bevond, bij welke ik door de Regering als vreemdeling genoodigd was, zich plaatste, van waar, onder het bulderen van het geschut, het water van het Lac Erie in den Oceaan gestort werd, als het zinnebeeld, dat de wateren der binnenlandsche zee Erie nu met die der overige wereldzeeën en rivieren vereenigd waren. - Ik keer thans tot de stoomboot op de Hudson - rivier terug. Van tijd tot tijd ontstaat er onder de passagiers eene groote beweging. Men is bij eene landingsplaats gekomen, waar eenige passagiers voor een naburig stadje of dorp aan wal gezet en van daar weder anderen ingenomen worden. Elk begeeft zich naar den kant der stoomboot, voornamelijk om te zien, met welke reizigers het gezelschap aan boord zal vermeerderd worden. De stoomboot stoort zich aan dat laden en lossen zeer zelden, en houdt bijna altijd hare gewone vaart. De wijze, waarop dit geschiedt, is weder een voordeel, dat het menschelijk vernuft van de uitvinding der dampkracht getrokken heeft. Aan beide kanten der stoomboot hangen groote sloepen, waarvan men er eene laat zakken, als het gelui der klok op eenigen afstand eene landingsplaats heeft aangekondigd; de passagiers begeven er zich met hunne goederen in; de sloep wordt nu achter de stoomboot voortgetrokken, en verkrijgt daardoor eene sterke vaart, van welke de stuurman gebruik maakt, om, onder het vieren van het touw, de sloep naar de stelling te laten loopen; de reizigers gaan er zoo spoedig mogelijk uit, terwijl er weder anderen instappen; als men ziet, dat alles gereed is, maakt men aan boord het touw aan een rad vast, hetwelk door de machinerij in beweging gebragt wordt; dit rad wind het touw met snelheid om zich heen, en brengt dus in weinig tijds de sloep weder tot de stoomboot terug, welke dus in derzelver vaart in het geheel niet gehinderd wordt. Door den snellen gang, waarmede de stoomboot doorzet, veranderen gedurig de uitzigten op de schoone Noordrivier. Ik herinner mij nog met genoegen aan de verrukking, waar- | |
[pagina 75]
| |
mede ik de heerlijke berg-, bosch-, land- en watergezigten aanschouwde. welke de vaart van New-Yorck naar Albany oplevert. Verscheidene vreemdelingen, die Europa doorkruist hadden, zeiden mij, dat de Noordrivier op sommige plaatsen in schoonheid gelijkstond met den Rijn in Zwitserland. De rivier is nu eens ééne, dan weder twee à drie mijlen breed, en loopt kronkelend door bergen heen van onderscheidene hoogte. Het Catskill-gebergte is het hoogste, zelfs van geheel Noord-Amerika; deszelfs toppen verheffen zich tot 3800 voet boven het vlak der zee. Het doet zich in de verte grootsch en prachtig op, en is rijk in de schoonste uitzigten, waar de rivier langs deszelfs voet spoelt. Verscheidene steden en dorpen zijn op welgelegene punten der rivier gebouwd. Schilderachtig inzonderheid zijn de stadjes Hudson en Newburgh, alsmede Westpoint, waar de militaire Akademie voor de vereenigde Staten gesticht is, gelegen. Het behoort tot den fashionable toer, om te Catskill-landing uit de stoomboot te gaan, en een paar dagen door te brengen in eene zeer groote herberg, welke 3000 voet hoog op het gebergte, in de nabijheid van twee schoone watervallen, gebouwd is, en een bij uitstek fraai vergezigt heeft. Doch wie met de stoomboot doorvaart, reist meestal binnen 24 uren van New-Yorck naar Albany. |
|