Een waar woord voor souvereinen.
(Napoléon et l'Europe, par M. a. doin. Paris, 1826.)
Naar welken kant men het oog wende, men ziet, dat er geene gerustheid of veiligheid bestaat voor de Gouvernementen, dan in een openhartig en opregt verbond met de Volken, naardien bij de Volken de rijkdom, de verlichting en de magt gevonden worden.
Twee schijngronden beletten dit verbond; te weten: ‘de Volken zijn niet godsdienstig; ze zijn niet Monarchaal.’
De Volken zijn godsdienstig; maar zij willen niet, dat de Godsdienst ten voorwendsel diene, om hen te verslaven; zij willen niet, dat de Geestelijken, den drempel des tempels overschrijdende, zich meester maken van den schepter der Koningen.
De Volken zijn Monarchaal, wezenlijk Monarchaal; want, zoo zij niet Monarchaal waren, zouden zij Republikeinsch zijn, en de voorstanders der Republiek zijn min talrijk in Europa, dan de voorstanders der Aristocratie: 't is genoeg, hen te leiden.
Maar de Volken willen Constitutiën, omdat de Constitutiën aan allen voordeelig zijn, en de volstrekte Magt alleen voordeelig is aan eene enkele klasse. De Constitutionélen willen Monarchijen, gegrond op wetten; de Aristocratie wil Monarchijen, gegrond op de grilligheid en de willekeur. Alzoo willen honderdachtenvijftig millioenen menschen in Europa de regering der wetten; twee millioenen menschen willen de regering des welbehagens (du bon plaisir.) Met de Volken zijn de Gouvernementen verzekerd van een' langdurigen vrede; met de uitzonderingen zijn zij verzekerd van eene lange reeks van geschillen. Het is te wenschen, dat zij eindelijk eene keuze zullen doen, en moede worden van tot in het oneindige door de begrippen te worden bestreden.
Men kan het voorname punt niet genoeg herhalen, dat het belang der Gouvernementen geen ander is, of behoort te zijn, dan het belang van het algemeen; want nimmer zal men eenig mensch, hoe beperkt zijne geestvermogens zijn mogen, diets maken, dat het belang van Europa berust op het hoofd van eenige bijzondere personen, op deszelfs oppervlakte verspreid.
De Engelschen hebben hunne omwenteling bewerkt, om eene Constitutie te hebben; de Aristocratie wilde dezelve niet.