zouden wij een meer bijzonder verslag nu moeten laten volgen, bijaldien ons Tijdschrift eene bepaalde rubriek had voor aardrijkskundige wetenschappen. Met eene dorre schets vullen wij veel plaats zonder nut, en voor eene doorloopende beoordeeling hebben wij ook te weinig ruimte. De Lezer stelle zich daarom met het volgende tevreden.
Het Eerste Deel beschrijft de reis door het Zuidelijke en Oostelijke Zweden. Zij wordt aangevangen met het postjagt te Straalsund, en op het einde bevindt zich schubert in Norrland. Zijne reis had hij genomen door Schonen, Blekingen, Smaland, Oost-Gothland, Sudermanland en Upland, naar Stokholm, Upsala en Gefle. Dit Deel is voorzien met eene plaat, voorstellende de majestueuze Dalelf met hare watervallen bij Elfkarleby. Von schubert levert bladz. 363 volg. van dezelve eene naauwkeurige beschrijving, welke wij ter naauwernood konden in de pen houden.
Het Tweede Deel behelst de reis door het Noordelijke Zweden en Lapland. Van Gefle verreist von schubert verder door Norrland, Angermanland, West-Bothnië, Lapland, Helsingland, en toeft te Karböle. Als Aanhangsel wordt bij dit Deel gevoegd eene Beschrijving der bijzondere Zweedsche Lapmarken, bl. 337-375, en Overzigt over het Noorweegsche en het Oud- en Nieuw-Russische (Finsche) Lapland; bl. 376-387. Eene fraaije plaat, voorstellende de Middernachtszon op Afvasaxa, versiert dit Deel; gelijk eene dergelijke gevoegd is bij het laatste, het Noorderlicht in Helsingland.
Het Derde Deel bevat de reis door het Westelijke Zweden, Noorwegen en Finland, welke, van Karböle in Helsingland aangevangen, loopt door Dalecarlië, Wermeland, Noorwegen, West-Gothland, Sudermanland, Upland, Halland en Schonen, en over zee naar Aland, verder naar Petersburg, en door Ingermanland en Finland tot Stokholm.
Volgens dit beloop der reis, valt vooral in de twee laatste Deelen veel op te merken, dat men elders niet, ten minste niet zoo volledig en naauwkeurig, opgeteekend vindt, vermits hier de reis meer loopt door minder, van buitenlanders, bezochte streken. Uit dien hoofde is het laatste gedeelte der reis niet het minst belangrijke in deze Reisbeschrijving.
Hetgeen deze reis vooral belangrijk maakt, is de goede geest, die in dezelve heerscht. Het wetenschappelijke, hier in geenen deele verzuimd, wordt, naar ons oordeel, overtroffen door 's Schrijvers opmerkzaamheid op de verstandelijke, zedelijke en godsdienstige gesteldheid der menschen, wier landen hij