met verschillende openingen, naar gelange van de grootte van het zaad, doorboord zijn, te voorzien, kan men het werktuig dienstbaar maken voor het zaaijen van onderscheidene graan- en veldgewassen op rijen, waarvan de voordeelen boven de uitstrooijing van het zaad met de vlakke hand over de geheele oppervlakte des lands reeds voorlang erkend zijn.
Het tweede werktuig is een boonenzaaijer, uitgevonden door jannes. willels krijte, Landbouwer op de Waarden in het Westerkwartier der provincie Groningen, omstreeks 1808 of 1810. Hetzelve is eigenlijk alleen voor het zaaijen van paarden- of duivenboonen uitgedacht, en bestaat uit eenen kruiwagen, welke eenen bak heeft, die van onderen schuins toeloopt, en waaraan een deurtje is aangebragt, waardoor de boonen bij de zaaijing uitvallen. Deze verzamelen zich in dien bak uit eene daarin geplaatste trommel, welke door twee krukken, de eene aan het rad van den kruiwagen, de andere aan de trommel zelve bevestigd, in beweging wordt gebragt.
Het is ons zonder figuren niet mogelijk, de twee bedoelde werktuigen naauwkeuriger, te doen kennen. De Schrijver zelf vergenoegt zich in zijn geschrift met de opgave van het gebruik; terwijl het zamenstel der werktuigen in de plaatverklaringen gegeven wordt. Deze, hoezeer in uitvoering geenen bijzonderen lof verdienende, helderen echter de zaak voldoende op, en beantwoorden in zoo verre aan het oogmerk.
Het nut dezer werktuigen moet Recensent aan de beoordeeling van Landbouwers, die hierin volgens ervaring kunnen oordeelen, overlaten. Intusschen komt het doel van den Schrijver hem zeer prijsselijk en navolgenswaardig voor. Het is, namelijk, te bejammeren, dat de landbouwkundige handelwijzen en gebruiken van de onderscheidene streken van ons vaderland in de overige gewesten zoo geheel onbekend blijven; en het ware te wenschen, dat, door meer dergelijke provinciale praktijken algemeen bekend te maken, de ondervinding van elk meer dienstbaar gemaakt werd aan het nut van allen. Het spreekt van zelf, dat men daarbij, hetgeen enkel plaatselijke nuttigheid heeft, niet behoort aan te prijzen als algemeen voordeelig. Doch deze hier beschrevene werktuigen schijnen in hun gebruik niet zoo beperkt te zijn. Wij hopen derhalve, dat onze Landbouwers, in dit en andere gevallen, de les van echte levenswijsheid zullen behartigen,