voegde redenen waarom, - zulk eene Leerrede mag wel éénig in hare soort heeten! Doch wanneer wij het stuk beschouwen als een vaderlijke raad van een' eerwaardigen Grijsaard aan alle, vooral jonge, gehuwden, en alzoo alle Pastoors en ongehuwde leeken wel degelijk buitensluiten, dan kunnen wij niet anders, dan hetzelve met lof vermelden, als een nadrukkelijk woord van Christelijke waarheid en echte levenswijsheid tevens; en het verbaasde en verblijdde ons, in een Spaansch Priester zulk eene mate van verlicht oordeel en gezond verstand aan te treffen. ‘Op de Kerkvergadering te Nicaea wilde men het huwelijksverbod aan alle Leeraren in alle Gemeenten opdringen. De heilige martelaar paphnuzius bewees, dat de ongehuwde stand den mensch eer nadeel dan voordeel aanbrengen konde. God, zegt de H. augustinus, dringt niemand den ongehuwden stand op; want deze kan, volgens den tekst (1 Kor. VII:2-9), alleen aangeraden, niet bevolen worden. Het is dwaasheid, zegt een eerwaardig Kerkvader, om in den ongehuwden stand roem te zoeken en het Huwelijk te verachten; want de Echt is eerwaardig. En zijt gij niet, vraagt cyrillus aan een' zoodanigen verachter der Goddelijke instelling, uit het Huwelijk geboren, dat gij dit niet weten wilt?’ - Iedere vereeniging ‘van twee personen, tot bereiking van het doel des Huwelijks, enz. is in de oogen van God altijd eene echtelijke en geldende belofte; het is zeker veel beter, de echtverbindtenis door de hand des Priesters, volgens Christelijk
gebruik, te laten inzegenen; schoon daardoor aan de echtgenooten geene bijzondere physieke krachten medegedeeld worden.’ Dit, inderdaad, is reeds eene stoute bewering, die in de toepassing zelfs eene nadeelige strekking kan verkrijgen, voor de zedelijkheid zoo wel, als voor de maatschappij; maar te ver zeker vervoert den Pastoor zijn welmeenende ijver, wanneer hij het waagt, (en hoe durfde hij het wagen?) deze hoogstgevaarlijke stelling openlijk te verkondigen: ‘Ontmoet u op uwen levensweg een persoon, wiens naauw-