overbodig; ja, de uitvoerige bladwijzer, dien wij met genoegen aan het slot van dit boekdeel, rijk in menige bijzonderheden, geplaatst zien, maakt het nutteloos, dat wij iemand herinneren aan hetgene dus ligtelijk valt na te slaan. Intusschen, hoezeer voornemens de kortheid te behartigen, willen wij ons eigen gevoelen, na het lezen en herlezen, onzen Landgenooten niet onthouden. Men weet, en het stuk, dat voor ons ligt, getuigt het wederom, dat de stijl van onzen van der willigen ongekunsteld, los en zuiver, zijn schrijftrant bij uitnemendheid onderhoudend is, en door eene aangename verscheidenheid van zaken te behagen weet, ja dat hij, met bescheidene vrijmoedigheid en bevallige rondborstigheid, zich immer, in zijne beoordeelingen over het vreemde, evenzeer betoont een regtschapen Hollander te zijn, als men niet weigeren kan, in hem den onzijdigen wereldburger en bereisden man te erkennen, van eenen uitgebreiden, geoefenden en allezins gezonden smaak.
Aan zijne bekwame pen viel het ten deel, in onze moedertaal de eerste beschrijving te geven van eenen overtogt met de stoomboot van Rotterdam, voorbij Margate en langs de merkwaardige oevers van den Teems, op Londen. Daar Engeland en zijne Hoofdstad, door nabijheid, door onderscheidene betrekkingen, en uit verscheidene beroemde schriften, zoo zeer te onzent bekend is, mag het vermetel geacht worden, zich te wagen aan eene nieuwe en volledige beschrijving. Daarom koos dan ook de Heer van der willigen, die bovendien niet lang aan den overwal toefde, voor zijn werk den nederigen titel van Aanteekeningen, en vond hij het tevens gepast, vele herhalingen af te snijden, door meer dan eens naar het onlangs vertaalde en geachte werk van niemeijer over te wijzen. Dit belet ons echter niet, om hoogen prijs te stellen op deze Aanteekeningen van eenen eigen Landgenoot, met welken wij het volkomen eens zijn, dat elk zijne eigene wijze heeft van zien en beoordeelen, en dat Landgenooten het beste voorgelicht worden door nationale Reizigers, niet onbekend met den smaak en de behoeften in hun Vaderland. Bijzonder gelukkig slaagde van der willigen, om den leeslust, ook der zoodanigen, die anders geene vreemdelingen in Londen gezegd kunnen worden te zijn, aangenaam te onderhouden door zijn verslag. De gedurige en groote veranderingen, welke die wereldstad ondergaat, met name door zich steeds verder en verder uit te zetten, vooral