verafgelegene gewesten, en hier berigt hij reeds zoo veel geheel vreemds en bijzonders, dat hem overkwam; maar vervolgens wordt nu Duitschland, Frankrijk, Engeland en de Nederlanden het tooneel zijner avonturen en lotgevallen. Goede Hemel! hoe vele avonturen zullen dan nu nog volgen? Voorloopig meldt hij ons reeds, dat hij garde d'honneur werd, veldtogten bijwoonde, ontsnapte, alweder gehuwd is, kinderen heeft, gevangen werd, in de kleederen zijner vrouwe het ontkwam, te Londen als Taalmeester den kost won, en eindelijk thans gereed is tot eene reize, onder de gezegendste omstandigheden, naar de kusten van Afrika. Wij gelooven echter niet, dat de avonturen van zijn avontuurlijk leven nog zoo spoedig zullen geëindigd zijn.
Wat zullen wij nu van dit boekwerk zeggen? Het is zoo onderhoudend geschreven, dat het hierin met den besten roman gelijkstaat, en zoo avontuurlijk, dat het te dezen met lederen roman monsteren kan. De herhaalde verzekeringen, dat de Schrijver enkel waarheid verhaalt, zijn, dit zeiden wij reeds, vooral wel noodig; en wij achten het, bij alle dezelve, nog onzeker, dat men hem in alles gelooven zal. Intusschen veraangenamen beschrijvingen van landen en zeden en onderscheidene anekdoten, van meerdere of mindere waarde, het verhaal. De Schrijver is alles behalve een Heilig, en doet zich waarlijk als zoodanig ook niet voor; ja het is alsof zijn geweten hem telkens grievende nepen geeft. Dan, wij hebben met zijn boek, niet met zijn' persoon, te doen. - Een paar aanmerkingen veroorloven wij ons echter.
De Schrijver herinnert zich en ons van tijd tot tijd, schoon niet altijd met gepasten eerbied, aan zijne eerwaardige, godvruchtige ouders; maar zou hij ook te veel hunne braafheid en godsvrucht in rekening willen brengen, bij het publiek niet alleen, maar ook bij de eindelijke rekenschap? Als de vrucht wat heel ver van den stam valt, werkt dit dikwijls meer afkeer, dan toegevendheid en achting. En bij herhaling van zijne verwaarloosde opvoeding te spreken, is misschien dan ook wel eene overdrevene en ongegronde verontschuldiging. Voorts beklaagt hij zich over eenigen zijner naaste bloedverwanten. Wij kunnen dit niet beoordeelen; maar weten toch, dat men het er wel eens naar gemaakt kan hebben, dat onze betrekkingen zich over ons schamen, en zich voor het vervolg geheel aan ons onttrekken. Van eenen garde d'honneur zonder eenige hulp of bijstand, daar hij van zichzelv' niets had, heb-