door besmetting verspreid; anderen leidden haar af van plaatselijke oorzaken; weêr anderen vergeleken haar met de ophthalmia neonatorum. De Ridder von kirckhoff noemt haar zinkingaardig, en acht haar van een' besmettelijken aard, zoodanig echter, dat zij zich alleen door aanraking met de stof, uit het ontstoken oog gevloeid, voortplant. Doch de oorsprong der ziekte is, volgens den Heer von kirckhoff, niet aan besmetting, maar aan eene catarrhale oorzaak toe te schrijven; een gevoelen, aangedrongen door de opmerking, dat de kwaal in het natte jaar van 1816 de hevigste verwoestingen heeft aangeregt.
Bij de behandeling verwonderde het ons, het volgende aan te treffen: ‘Op het eerste oogenblik, dat de ziekte ontstond, heb ik mij ook dikwijls, met een zeer goed gevolg, van braakmiddelen bediend, zelfs wanneer zij niet met gastrische stoffen vergezeld ging;’ en aan den voet der bladzijde, in eene noot: ‘Hierbij dient men op te merken, dat maar zeer zeldzaam een gastrische toestand gepaard ging met de oogontsteking, waarvan wij thans spreken.’ Wij herhalen het, dit verwonderde ons; want, om niet te zeggen, dat ons deze kuur door braakmiddelen vrij empirisch toeschijnt, zouden wij ook van oordeel zijn, dat derzelver werking de congestie naar het hoofd eer vermeerderen dan verminderen moet. Hoe het zij, de Schrijver heeft er zich met goed gevolg van bediend.
Voor 't overige hebben wij noch in de beschrijving, (welke ter naauwernood derdehalve bladzijden inneemt, en verre is van voldoende te zijn) noch in de behandeling (waaraan het grootste deel dezer brochure is toegewijd) iets aangetroffen, dat ons voorkwam bijzonder opmerkelijk te zijn.