Smeekschrift, ten behoeve der Heidenen en Mahomedanen, gerigt aan alle Christenen van Nederland; door Philethnos. Eene stemme des Roependen in de woestijn: bereidt den weg des Heeren, enz. Jez. XL:3, 4, 5. Te Amsterdam, bij A.B. Saakes. 1826. In gr. 8vo. IV, 79 Bl. f :-75.
Alwie den geest des Christendoms kent, en de kennis aan het dierbare Evangelie voor zichzelven, naar verdienste, op hoogen prijs stelt, zal dit Smeekschrift, aan elken Christelijken Nederlander aangeboden, noch ongelezen ter zijde leggen, noch zonder hartelijke belangstelling in de heilige zaak, welke het raakt, lezen. Wat ook de bekende haafner, en, na hem, de Abt dubois, tegen het Zendelingswerk, als bezwaar, mogen hebben ingebragt, het blijft niet alleen een nuttig werk, maar ook eene heilige verpligting voor den regtgeaarden Christen, zoo veel mogelijk mede te werken, dat elke knie zich buige voor den Heer, elke tong Hem belijde, tot heerlijkheid van God, den Vader. Hoe hooger onze belangstelling rijst, hoe meer wij behooren werkzaam te zijn, om den grootsten schat op aarde tot zulken onzer medemenschen over te brengen, als, nog in dwaling en onkunde verzonken, uit die onzalige duisternis tot het heerlijkste licht kunnen gebragt worden, alleen door het dierbaar Evangelie.
God moet den wasdom geven; maar menschen moeten dan ook zaaijen en planten. Wie uit het gebrekkige van menschelijke pogingen bewijzen ontleent tegen het geheele Godegevallige werk, verraadt eigen onwil, en vergeet, dat de gebrekkige prediking des Evangelies toch beter is, dan beschaafd, maar wreed Heidendom, en het insgelijks wreede Islamismus. Zulk een denkt er niet aan, dat het mostaardzaad niet aanstonds een boom kan en moet worden. Het licht, hetwelk sedert de Hervorming ons land zoo heerlijk bestraalt, werd toch eerst aan het flaauwere van willebrord ontstoken.