M. Tullii Ciceronis Paradoxa ad M. Brutum. Recensuit et animadversionibus instruxit H.J. Borgers. Lugd. et Noviom. 1826.
Een allerliefst boekje, hetwelk ons den Heer borgers van eene gunstige zijde leert kennen. Het is eigenlijk eene zoogenaamde Dissertatie, door welker verdediging de Schrijver het Doctoraat in de Bespiegelende Wijsbegeerte en Letteren aan de Hoogeschool te Leyden heeft bekomen, zeker met geen' lagen graad (of gebruikte men dien Barometer toen nog niet?) Wat men van een jong mensch verwachten kan, vinden wij hier in overvloed, en er straalt overal eene juistheid, bedaardheid, en bedrevenheid in cicero door, welke ons van den Schrijver iets goeds doen verwachten. Wij hopen, dat dit werkje de eer eener vermelding in de Bibliotheca Critica der Leydenaren zal te beurt vallen, en zeggen er daarom slechts dit nog van: Borgers was als Candidaat van de Hoogeschool vertrokken, en bekleedt den post van Praeceptor aan de Latijnsche Scholen te Nijmegen. Hij heeft dus aan anderen, die zich in een dergelijk geval bevinden, een