| |
Traité sur l'aliénation mentale et sur les hospices des aliénés, par Joseph Guislain, Médecin à Gand. Avec figures. II Tomes. Amsterdam, chez J. van der Hey et fils et les Héritiers H. Gartman. 1826. 8vo. I, VIII et 404 pag. II, 359 pag. f 11-10.
Dit welgeschreven werk is eene bekroonde prijsverhandeling, strekkende ter beantwoording der vraag, welke over dit onderwerp door de Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt in Noord-Holland in 1821 was uitgeschreven. Het is in dertien boeken of hoofdstukken verdeeld. In de eerste plaats maakt de Schrijver met een woord gewag van diegenen, die over de krankzinnigheid gehandeld hebben, en verdeelt daarop de onderscheidene soorten van deze ongesteldheid in zwaarmoedigheid, of
| |
| |
monomania, (krankzinnigheid, die op ééne enkele bepaalde reeks van denkbeelden betrekking heeft, en waartoe ook de hypochondrie of verstandsverbijstering der ingebeelde zieken behoort), in dolheid (mania), in simpelheid (amentia), en in idiotismus, of aangeborene simpelheid. De dolheid kan met ijling gepaard gaan, of zonder dezelve bestaan, volgens de onderscheiding van pinel (manie avec et sans délire), d.i. de razende handelt volgens het toeval, en alle verband tusschen de uitwendige voorwerpen en zijne voorstellingen is omgekeerd, of hij handelt door een' inwendigen aandrang, hoezeer hij zich bewust is van zijnen toestand. - Gelijk het evenwel overal het geval is met verdeelingen, zij vinden geene scherpe grenzen in de toepassing. Zoo is het ook hier, en de eene soort van krankzinnigheid gaat in de andere over, zonder dat het mogelijk is, in elk bijzonder geval de soort van krankzinnigheid met die juistheid te bepalen, welke slechts de vrucht is van de afgetrokkene bespiegelingen onzes verstands.
Het tweede boek handelt over den aard en de zitplaats der krankzinnigheid. De Schrijver noemt het, met bescheidenheid, eene proeve. Die proeve, echter, plaatst ons op het standpunt onzer tegenwoordige kennis aangaande dit aangelegen onderwerp, en verdient derhalve het aandachtig onderzoek van elken menschenvriend en Geneesheer; en wie was ooit in nadruk Geneesheer, die niet tevens een waar vriend zijner medemenschen was? Welke ziekte is daarbij meer onze belangstelling waardig, dan die, waardoor de mensch juist in datgene lijdt, hetgeen hem tot mensch maakt; en welke stoornis in de levensverrigtingen is te vergelijken met de verwarring der geestvermogens? Hoe veel is er in ons vaderland niet te doen, en hoe onbegrijpelijk is het verzuim aangaande deze jammerlijke kranken! Wij moeten dus de achtingwaardige opgevers der vraag danken voor hunne zorg, om op zulk een belangrijk onderwerp de aandacht van ons publiek te vestigen. Ons bestek gedoogt geene uitvoerige uiteenzetting van alle de bijzonderheden, in dit hoofdstuk ver- | |
| |
vat, en, daar wij het boek zelve in veler handen wenschen, is dit ook minder noodig. Kortelijk slechts zij gezegd, dat de Schrijver de hersenen voor de eenige zitplaats van de krankzinnigheid houdt; hij beweert hiermede echter niet, dat hare oorzaak niet elders zou kunnen liggen. Deze kan zeer wel in verschillende andere organen gelegen zijn, wier ontstemde verrigting op de hersenen terugwerkt. In dit geval noemt hij de krankzinnigheid sympatisch. Hij onderzoekt achtereenvolgens de veranderingen en ziekelijke afwijkingen, die het ontleedkundig onderzoek, bij de lijken der krankzinnigen, in de hersenen en de onderscheidene deelen, door de borst- en buikholte ingesloten, heeft aangewezen. Somtijds zijn zij oorzaak, somtijds gevolg van de krankzinnigheid; somtijds hangen zij met de krankzinnigheid niet te zamen, of kunnen, gelijk veeltijds het geval is, met geene voldoende zekerheid als oorzaak of
gevolg der zielsongesteldheid beschouwd worden. Het zijn in verre de meeste gevallen morele oorzaken, waaraan de krankzinnigheid haren oorsprong te wijten heeft. Hoe sterk de morele indrukken op het ligehaam werken, blijkt bovenal uit de belangrijke gevallen van heimwee (nostalgie), welke, volgens hetgeen de ontleedkundige nasporingen geleerd hebben, in staat is, om de hevigste ontsteking in de hersenen, of in de longen, of in het darmkanaal, en somtijds in alle deze deelen tevens te weeg te brengen. Aan den anderen kant, echter, dwalen zij, die (zoo als heinroth en georget) in het algemeen alle krankzinnigheid als een gevolg van zedelijke oorzaken beschouwen. Maar over het geheel blijft het waar, dat hevige driften en eene ten koste der rede ontwikkelde verbeelding, die ongeregeld werkt, de hoofdbron der krankzinnigheid zijn; vandaar is zij aan de wilden van Amerika bijna onbekend, en nergens algemeener dan in groote steden, waar de beschaving tot overbeschaving, tot verwijdering van de natuur, van het ware en goede en van 's menschen wezenlijke bestemming zoo dikwijls overslaat, en waar het schitterend kleed der weelde zoo vaak een afschuwelijk beeld van menschelijke ellende bedekt.
| |
| |
Het derde boek handelt over de zedelijke geneeswijs der krankzinnigheid. Na eenige woorden over de verstandsverrigtingen, waarbij de Schrijver echter meer met de Fransche litteratuur dan met de Duitsche wijsgeerige schriften toont bekend te zijn, beschouwt hij de verstandsvermogens afzonderlijk, in zoo verre zij bijdragen tot de geneeswijs der ziekten van den geest. In de eerste plaats handelt hij over zinnelijke gewaarwordingen en aandacht. De verkeerdheid der gewaarwordingen maakt een der kenmerken uit in het grootste aantal der ziekten van den geest. Het verstand oordeelt dan volgens valsche betrekkingen; maar het ontbreekt nog aan stellige bewijzen, of plaatselijke gebreken van een of meer zintuigen in staat zijn de krankzinnigheid te veroorzaken. Hoezeer eenige voorbeelden hiervoor schijnen te pleiten, moeten wij echter aannemen, dat de ongesteldheden der zintuigen slechts zelden eene oorzaak van krankzinnigheid uitmaken, en dat in het verstand zelve de werkelijke zitplaats der stoornis gelegen is. Bij den idiot zijn' alle de uitwendige zinnen verzwakt. Wat de aandacht betreft, welke in eene door den wil verhoogde en versterkte gewaarwording bestaat, zij is in alle de ziekten van den geest in meerdere of mindere mate gekrenkt. In de monomanie is zij te hoog gestemd, en uitsluitend tot eene enkele rij van afzonderlijke gedachten beperkt; zij moet dus hier worden afgeleid op een ander, van die gedachten geheel vreemd, onderwerp. Bij de razernij zonder ijling is de aandacht niet of weinig aangedaan; maar bij de razernij met ijling verbonden is zij ten hoogste bewegelijk, en met de tegenwoordige gewaarwordingen, de denkbeelden en herinneringen slechts flaauwelijk verbonden. Hier behoort men dan te beproeven, of plotselinge mdrukken de aandacht van den zieke binden kunnen. In de simpelheid is de aandacht zeer verzwakt. Sterke en aanhoudende opwekkende middelen, die op de zintuigen werken,
behooren dus tot het geneesplan dezer ziekte. Bij het idiotismus is de aandacht dermate verzwakt, dat zij als vernietigd schijnt; en te vergeefs zou het de Geneesheer beproeven dit geest- | |
| |
vermogen uit zijnen eeuwigen sluimer op te wekken. Het vermogen van vergelijken, het oordeel en de redenering zijn mede in de onderscheidene zielsongesteldheden meer of min gekrenkt. Bij de simpelheid en het idiotismus zijn deze vermogens zeer verzwakt of uitgebluscht. Bij de overige soorten van krankzinnigheid zijn zij verkeerd gewijzigd, en, als dezelven tot den normalen staat kunnen worden teruggebragt, maakt men aanmerkelijke vorderingen tot de genezing. Men zal hierin echter niet slagen, zonder vooraf op de gewaarwordingen even als op de aandacht te werken. De krankzinnige behoort eerst over de uitwendige gewaarwordingen te oordeelen, vóór men hem kan doen redeneren. - Hierop volgen beschouwingen over het geheugen en de aaneenschakeling der denkbeelden. De Schrijver maakt onderscheid tusschen mémoire, souvenir en réminiscence. Recensent waagt het niet, te bepalen, of dit onderscheid werkelijke gronden in het Fransch taaleigen heeft; maar hetzelve komt hem te fijn uitgeplozen voor, om in de toepassing van nut te zijn, en opmerkelijk is het, dat de Schrijver zelf, op bl. 221 van het eerste deel, het woord réminiscence bezigt in eene beteekenis, waar, volgens zijne verklaring, souvenir had moeten staan. In de monomanie is het geheugen gewoonlijk zeer sterk, in de manie somtijds sterk, somtijds zeer zwak, gelijk altijd het geval is in de simpelheid en het idiotismus. Het hoofddenkbeeld, dat men zich vormen moet van de geneeswijs, welke van dit vermogen der ziel ontleend is, bestaat in het verwijderen van alles, wat de oorzaak van zijne
krankzinnigheid in het geheugen van den zieke kan terugroepen, en zijne herinneringen op andere gedachten, die met zijne ziekte niet verbonden zijn, te brengen. In de monomanie zal men de herinnering van den zieke met het meeste nut kunnen inroepen, om bij hem duurzame, belangwekkende en herhaalde voorstellingen op te wekken, die tot de denkbeelden der razernij in geene betrekking staan. De verbeeldingskracht, welke in de simpelheid is uitgedoofd, en in het idiotismus nooit bestaan heeft, is in de manie en monomanie te hoog gespannen, en daarbij in de eerst- | |
| |
genoemde ziekte ten hoogste bewegelijk. Men kan op haar in de monomanie met vrucht werken, door oordeelkundig uitgedachte verstrooijingen en afleidingen aan den geest te verschaffen. - Eenige beschouwingen over den wil en de zucht tot navolging maken den overgang tot de behandeling der driften. Deze zijn, om hare hevige werking op den geheelen mensch, in de morele geneeswijs, hetgeen de sterkstwerkende vergiften in het physische zijn; d.i. met de hoogste omzigtigheid behooren zij te worden aangewend, om in de genezing der krankzinnigheid van nut te kunnen wezen.
Hierna gaat de Schrijver over tot de beschouwing der zedelijke geneesmiddelen. Hiertoe brengt hij, in de eerste plaats, de verstrooijingen of afleidingen. Onder dezen rangschikt hij ook de ligchamelijke oefeningen, welke hij als zedelijke en niet als ligchamelijke middelen beschouwt, omdat de afleiding hoofdzaak is in derzelver genezende werking. Bij de simpelen en idioten, waar zij zonder bewustheid worden uitgevoerd, zijn deze ligchaamsoefeningen slechts gezondheidsmiddelen. (Onder de ligchaamsoefeningen van de badreizen sprekende, vermeldt de Schrijver ten onregte Bade als in Zwitserland gelegen, terwijl het, gelijk bekend is, in het Groothertogdom van dien naam gelegen is.) - Tot de zedelijke geneesmiddelen behooren, in de tweede plaats, de middelen, die op de verbeelding werken, en den krankzinnige in zijne razernij bevestigen. Hoe vreemd dit laatste ook luiden moge, er zijn echter gevallen genoeg, waar die geneeswijs goede gevolgen heeft gehad. Derzelver aanwending is echter beperkt tot sommige soorten van monomanie. De Schrijver haalt hier, onder andere gevallen, een aan, 't welk wij, om de zonderlingheid, hier willen mededeelen. Een krankzinnige geloofde niet meer te kunnen urineren, zonder de aarde aan het gevaar van eenen nieuwen Zondvloed bloot te stellen. Men kon hem niet tot de waterlozing bewegen, dan door het verhaal, dat de geheele stad in brand stond, en alles de prooi der vlammen zou worden, zoo hij het niet voorkwam. - Belangrijker en uitvoeriger is het
| |
| |
geval, 't welk frank verhaalt (Prax. med. univers. praec. P. 2. Vol. I.), en te regt prijst de Schrijver, volgens het voorschrift van celsus, ‘saepius adsentiendum, quam repugnandum,’ deze geneeswijs bij treurige krankzinnigen, die men beleedigen zou, door hunne smarten gering te achten, en met vrolijke en luidruchtige genoegens te willen verdrijven. Men trachte het vertrouwen van deze zieken te winnen, en leide hen, zonder dat zij het bemerken. Wij lazen onlangs in de Geneeskundige Bijdragen, IIde Stuk, het verhaal eener gelukkig op deze wijze bewerkstelligde genezing door den Heer schroeder van der kolk. - In de derde plaats komen de middelen in aanmerking, die, blijkbaar op de zinnen en het oordeel werkende, den krank zinnige van zijne dwaling overtuigen; en eindelijk, in de vierde plaats, die, welke van de hartstogten ontleend zijn. Onze Schrijver telt de volgende aangename hartstogten op: vertroostingen, vriendschap, hoop, bijstand van den Godsdienst. Wij onthouden ons in deze optelling van aanmerkingen, die anders wel zouden te maken zijn. In de behandeling van den bijstand van den Godsdienst, b.v., heerscht, onzes inziens, eene onzekerheid, welke weinig bevredigends oplevert. De Schrijver schijnt, uit onderscheidene opgaven, den Protestantschen Godsdienst voor eene vruchtbaarder bron van krankzinnigheid dan den Katholieken te houden. Wij willen zulks wel aannemen. De reden is echter daarin, dunkt ons, alleen te zoeken, dat de Roomsche Godsdienst op deszelfs belijders over het geheel minder werkt, daar de uiterlijke plegtigheden slechts een deel van de dagelijksche bezigheden des levens bij de meeste Katholieken uitmaken, waarbij hoofd en hart buiten spel kunnen blijven. De Schrijver schijnt van het Protestantismus geen regt begrip te
hebben; hoe durft hij anders schrijven: ‘Quels secours un infortuné devoré par les remords de sa conscience peut-il attendre de la religion reformee?’ Wij zeggen gerustelijk, alle hulp; en al wat de Roomschkatholieke buitendien voor hulp uit zijnen Godsdienst moge ondervinden, zij zal zeker niet uit
| |
| |
het Christendom, en niet uit God of den Hemel, maar uit menschelijke uitvinding en uit de aarde zijn. En welke onredelijke denkbeelden van den Godsdienst vooronderstelt de volgende uitspraak, bij welker lezing wij onze oogen naauwelijks vertrouwen zouden, hadden wij ze niet meermalen van Katholieken, die zich boven godsdienstige bekrompenheid meenen te verheffen, vernomen: ‘Celui, qui échange sa réligion contre une autre, doit être un esprit faible, et qui porte plus ou moins en lui le germe de la folie.’? (Iste D. bl. 310.) - Hierop volgt de behandeling der onaangename hartstogten, wier invloed op de genezing der krankzinnigheid met vele belangrijke gevallen gestaafd wordt. Vooral oefent de schrik dikwerf eene heilzame werking uit; hoezeer wij den raad van reil, door den Schrijver aangehaald, om den krankzinnige aan koorden op te hangen, hem met gloeijende ijzers te bedreigen, als wilde men hem verbranden, en om vuurwerken rondom hem af te steken, waarlijk niet gaarne zouden zien aangenomen!
Het vierde boek handelt over de middelen, die op de hersenen gerigt zijn; de opium (vooral heilzaam in het delirium tremens), de hyosciamus, de kamfer (waarmede de Schrijver zelf eenige proeven, doch zonder gewenschten uitslag, genomen heeft), de moschus, de digitalis, de stramonium, de belladonna en eenige anderen. Hetgeen hierop over de werking van electriciteit, galvanismus en dierlijk magnetismus wordt bijgebragt, is zeer oppervlakkig. Met meer uitvoerigheid zijn de draaimachines (appareils rotatoires) behandeld. De Schrijver gebruikt in het Krankzinnigenhuis te Gent den verbeterden stoel van cox. Van dertien proeven, die hij genomen heeft, waren er drie, die door eene geheele genezing achtervolgd werden; twee, waarin de aanvallen van razernij ophielden; in de overigen hielp het draaijen óf in het geheel niet, óf werkte slechts als dwangmiddel; in één geval zelfs was die geneeswijs nadeelig. Het middel schijnt vooral nuttig vóór de losbarsting der vlagen van razernij en in de periodische dolheid; maar is daarentegen onnut- | |
| |
tig in de krankzinnigheid, welke een organisch gebrek tot oorzaak heeft, en die met groote ongevoeligheid vereenigd is.
Het vijfde boek is toegewijd aan de beschouwing der middelen, die vooral op het darmkanaal werken, als geneesmiddelen der krankzinnigheid beschouwd. Van de zoo geprezene Ekelcur der Duitschers, of de braakmiddelen refracta dosi, heeft de Schrijver geene gewenschte gevolgen waargenomen.
Het zesde boek handelt over de middelen, die op de huid werken. De Schrijver spreekt bij deze gelegenheid uitvoerig over het unguentum van autenrieth, en brengt uit zijne praktijk onderscheidene gevallen bij, waarin hij daarvan met vrucht gebruik heeft gemaakt; in vele andere, daarentegen, zag hij er geene goede werking van. Uit zijne waarnemingen meent hij het besluit te moeten opmaken, dat dit middel bijzonder in eene pas ontstane krankzinnigheid van dienst is, en wel vooral, als deze het gevolg eener verdrevene huidziekte is.
In het zevende boek beschouwt de Schrijver de bloedontlastingen, als geneesmiddelen der krankzinnigheid. Wanneer de oorzaak dezer ongesteldheid oorspronkelijk in het vaatstelsel gelegen is, bij onderdrukking van haemorrhoides enz., wanneer zij in eene ontsteking is te zoeken van een der borst- of buikingewanden, die sympatisch de hersenen aandoet, of wanneer de zielsongesteldheid veroorzaakt is door uitwendige beleedigingen, zullen deze bloedontlastingen nuttig zijn; terwijl men, over het geheel, derzelver aanwending te algemeen en onoordeelkundig heeft aangeprezen.
Het achtste boek handelt over het gebruik der prikkelende middelen en der tonica in de ziekten van den geest. Het is er verre af, dat elke soort van krankzinnigheid, gelijk majo gewild heeft, in eene ontstekingachtige aandoening der hersenen zoude gelegen zijn. Er bestaat eene asthenische krankzinnigheid. De Schrijver zag, nog Student zijnde, eene genezing door Prof. van rotterdam met een decoctum C.P., waarin de serpentaria
| |
| |
geïnfun leerd was, bewerkstelligen, terwijl men te voren door aderlatingen en bloedzuigers de kwaal slechts verergerd had. Men vindt in dit hoofdstuk eene uitgebreide aanteekening over de moeijelijkheid, om met zekerheid te bepalen, of begane gewelddadige handelingen en misdrijven bij vrije wilsbepaling geschied zijn, dan aan periodische krankzinnigheid moeten worden toegeschreven; een teeder en belangrijk vraagstuk in de Geregtelijke Geneeskunde.
Onderscheidene aangeprezene specifica worden in het negende boek opgenoemd. De kwik wordt door Engelsche Artsen als zoodanig aangeprezen; onze Schrijver heeft er geene goede uitwerking van gezien.
Het tiende boek handelt over de wijze van voeding, die men bij de krankzinnigheid behoort in acht te nemen. De hongerkuur kan hier niet dan schadelijk zijn. Goede, voedzame, niet zwaar te verteren spijzen worden door onzen Schrijver aangeprezen. Koud water is in vele gevallen de beste drank; sommigen zelfs namen waar, dat het, in groote hoeveelheid gedronken, in de melancholie en bij neiging tot zelfmoord zeer heilzaam was. - In zwakke gestellen en in de simpelheid, gelijk ook bij reconvalescenten, is de wijn zeer aangeprezen, als een tonicum door zijn zamentrekkend gedeelte, en als stimulus door de daarin vervatte alcohol.
Het elfde boek handelt over het klimaat en deszelfs werking op het morele. Het klimaat, de leefwijs, zeden en de burgerlijke instellingen maken, dat elk land zijne eigene soort van krankzinnigen heeft. Belangrijk zijn de opmerkingen van casper dienaangaande, welke het groote verschil tusschen de krankzinnigen betreffen in Fransche en Engelsche Gekkenhuizen. In de noordelijke provinciën van ons Rijk gelooft de Schrijver, dat, onder het groot aantal van zedelijke oorzaken, die de krankzinnigheid te weeg brengen, vooral die in aanmerking komen, welke op zeereizen en op winst en verlies in den handel betrekking hebben.
Het twaalfde boek is aan de beschouwing der Instituten
| |
| |
voor krankzinnigen toegewijd. De Schrijver schetst hier een bedroevend, maar waarachtig tafereel van de Nederlandsche Gekkenhuizen, welke, om de uitdrukking van eenen vaderlandschen Geneesheer te bezigen, veeltijds slechts Gekkenmagazijnen zijn. Hij geeft ons een belangrijk overzigt van vele dezer inrigtingen, het getal zieken, het gemiddelde getal van genezing en sterfte. Van sommige Instituten was het hem onmogelijk, zulk een verslag te vervaardigen, omdat men de gevraagde inlichtingen niet wilde of konde geven. Ware ons verslag niet reeds lang gerekt, wij deelden gaarne hieromtrent nog iets aan onze lezers mede. Evenmin kunnen wij in bijzonderheden treden omtrent de onderscheidene plannen van Gekkenhuizen, door den Schrijver medegedeeld. Wat de inrigting van deze Instituten aanbelangt, de Schrijver begeert te regt, dat de Geneesheer, die tot zulk een Instituut alleen beperkt moet wezen, het hoofd van hetzelve zijn zal, en dat de Directeur, welken wij daarom liever Administrateur zouden noemen, aan hem ondergeschikt zoude zijn.
Het dertiende boek handelt over den invloed der ziekten op de krankzinnigheid, en wederkeerig van de krankzinnigheid op de ziekten. Vele waarnemingen bewijzen, dat de krankzinnigen dikwerf min gevoelig voor uitwendige indrukken zijn, en aanmerkelijke veranderingen van temperatuur zonder nadeel verdragen, hoezeer zulks ook aan eenige uitzonderingen onderworpen is. Ziekten brengen somtijds eene gunstige verandering in de geestongesteldheid voort; opmerkelijk vooral is de dikwerf waargenomene afwisseling tusschen phthisis en krankzinnigheid, zoodat de voortgang der eerste door het ontstaan der laatste niet zelden wordt belet. Groot is de wederkeerige invloed van longen en hersenen. Bekend is de helderheid van geest en juistheid van oordeel, die vele teringachtigen in hunne laatste levensdagen bezitten; zij ijlen echter omtrent één punt, en vleijen zich met herstel tot het oogenblik van sterven toe.
Wij hebben zoo kort mogelijk den inhoud van het voor ons liggend werk opgegeven. In hetzelve straalt
| |
| |
eene lofwaardige belezenheid overal door; het had echter, onzes inziens, bij meerdere beknoptheid niet verloren. Wij wenschen, dat het dienstbaar moge zijn, om de geneeswijs der krankzinnigen in ons vaderland te verbeteren.
De weluitgevoerde platen stellen draaimachines, drupbaden, plannen van Krankzinnigenhuizen enz. voor. Druk en papier zijn goed. Het zoude alleen te wenschen zijn geweest, dat er minder drukfouten van verschillenden aard in waren overgebleven, die niet allen door de lijst der errata verbeterd zijn. |
|