Studenten-Almanak. 1827. Leyden, bij L. Herdingh en Zoon. In kl. 8vo. 141 Bl. f 1-30.
Behalve het gewone, reeds uit de aankondigingen van vroegere jaargangen bekende, voorwerk, bevat deze Leydsche Studenten-Almanak weder een aantal mengelingen in poezij, welke, over het algemeen genomen, die van vroegere jaren, naar ons inzien, ver overtreffen. Zoo getuigt b.v. het stukje aan den Rijn, dat op de volgende wijs aanheft:
'k Heb u aanschouwd, o zoon der Alpenkruinen!
'k Heb duizlend op uw' loop gestaard,
Waar ge, eeuwig jong, door grijsbemoste puinen
En bloeijend wijngaardloover waart! (liever vaart)
Ik hoorde uw stem in 't zuchten van uw rotsen
En 't prachtig murmlen van uw' vliet.
Harmonisch klonk dat golvenklotsen
En stemde een statig zegelied.
Een zegelied op weggewentelde eeuwen,
Wier teelt op graauwe rotsen treurt;
Een somber lied, dat raaf en steenuil schreeuwen,
Als 't avondgoud de golven kleurt.
Nog stroomt gij daar; - geslachten zijn verdwenen,
Als dauw voor gloênden zomerbrand;
Als rookwalm dreven volken henen,
Verstrooid door dartle kinderhand.
van eenen uitstekenden dichterlijken aanleg, welks weelderigheid alleen eenige besnoeijing noodig heeft, om naderhand de voortreffelijkste dichtbloesems voort te brengen. Ook de Poëzij en het Studentenvaandel hebben wezenlijke verdiensten; terwijl de stukjes in den trant van huigens en cats zich door naïveteit en getrouwe navolging van den aan beiden eigendommelijken dichtstijl onderscheiden. Maar, ook buiten de dichterlijke waarde der hier voorkomende mengelingen, heeft deze verzameling nog eene hoogere verdienste; deze namelijk, dat zij ons het treffendst bewijs oplevert van den voortreffelijken geest, die de studerende jeugd aan 's lands eerste Hoogeschool bezielt, - een geest van verlichting en jeugdigen ijvergloed voor alwat goed, edel en waar is. O, blijve dat heilige vuur daar onbeneveld en onbevlekt gloeijen, tot heil van het vaderland en tot eer van deszelfs verlichting!
No. IV. Boekbesch. bl. 144, reg. 14 env. leze men aldus: ‘Beiden vergissen zich daarin, onzes achtens, schoon van der palm slechts voor een oogenblik, dat zij vergeten, dat ook de zoogenaamde natuurlijke Godsdienst con geschenk is van Gods hand, een uitvloeisel Zijner openbaring.’