Leonard en Lotje. Dichtstuk, door E.W. van Dam van Isselt. Ten voordeele der noodlijdenden door den jongsten Watersnood. Breda, bij F.B. Hollingerus Pijpers. 1827. In gr. 8vo. 34 Bl. f :-70.
Dit landelijk tafereeltje, in den smaak van den Hugo van 't Woud van immerzeel, verdient niet alleen lof om deszelfs weldadige bestemming, maar ook omdeszelfs doorgaans welgelukte uitvoering. Het schildert ons een minnend Geldersch paartje uit de Betuwe in al de eenvoudigheid der landelijke zeden, en heeft eene overstrooming tot ontknooping der weinig ingewikkelde geschiedenis; want toen redde Leonard zijn Lotje met haren hardvochtigen vader uit het verschrikkelijkst doodsgevaar, en de heldhaftige zelfopoffering, door den redder betoond, maakte hem het stugge hart week, en deed hem toestemmen in het huwelijk der minnende jonge lieden. De trant en uitdrukking is eenvoudig, zonder daarom ondichterlijk te zijn; en wij betuigen gaarne, dat wij nog niets van den Heer van dam van isselt gelezen hebben, dat ons beter beviel. Zijn aanleg schijnt meer voor het naive en eenvoudige berekend, dan voor den Lierzang en hoogere dichtsoorten. Ieder, die smaak heeft in poëzij, vooral hij, die niet gaarne met onze jongere dichtschool te hoog in de lucht wil worden op- en omgevoerd, leze dit lieve stukje, en brenge daardoor tevens zijn penningsken bij tot leniging van de ramp zijner landgenooten!