Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 333]
| |
een' voldoenden waarborg voor de waarde en het innerlijk gehalte van dit geschrift. Van kampen, over de heilige zaak der Grieken! Dit geschrift moet uit zulk eene hand den Nederlander van harte welkom zijn. Hier vindt men niet zoo zeer de hier ook niet noodige kracht der woorden, met welke van kampen anders de harten zijner Lezers overmeestert. Het zijn hier daden, die verschrikkelijk welsprekend zijn, en nadrukkelijk de onmenschelijke wreedheid van den geloovigen Turk brandmerken. Reeds de eenvoudige taal is voldoende, om ieder slechts niet bloeddorstig hart met medelijden te vervullen jegens de onderdrukten, en tot wraak te ontvlammen over tijgers in menschelijke gedaante. De Grieken hebben regt, zich tegen monsters te verzetten. De Turken zijn wreed, en blijven, wat zij te voren waren, Turken, die nu reeds zoo verschrikkelijk tegen Christenen woeden, en eens, met meerdere magt bekleed, alle Christenhonden, indien dit niet tijdig worde asgekeerd, aan hunne fanatieke woede zullen opofferen. Wie hieraan twijfelt, leze, te zijner overtuiging, dit geschrift van van kampen, en hij zal het aan staatkundige slangen overlaten, met zulke woestaards en ontmenschten te heulen, ten nadeele van het Christendom. Wij hebben geen plan, om uit dit geschrift iets mede te deelen. Men koope het werkje zelve, en men offert dan reeds iets aan de goede zaak. Onder het lezen zult gij gevoelen, welken dank gij aan God verschuldigd zijt voor de verlossing van Nederland, eerst uit den klaauw van den Spaanschen tijger, en te onzen dage uit de harde dienstbaarheid der Franschen. De Vrijheid is voor geen goud te koop. Doch goed en geld moet men veil hebben ook voor de vrijheid van Medechristenen, die met ons land zoo veel gemeen hebben. ‘Alle menschen mogen ons waard zijn, als leden der groote menschenmaatschappij: maar dat de (hier door van kampen) aangewezene heerlijke bestemming van twee volken, hoezeer verwijderd in ligging, hen zich doe beschouwen als in nadere betrekking, als naauwere verwanten in het groot gezin van het menschdom, - en dat wij alzoo deze, door Gods beschikking ons zoo na verwante, broederen ook broederlijk helpen!’ Indien men nog iets meer behoeft, om tot den aankoop van dit werkje te worden overgehaald, dan volge hier de Brief, door van kampen, op verzoek, voor zijn geschrift geplaatst, | |
[pagina 334]
| |
in welken, door geëerbiedigde namen, hogendorp, ameshoff, dermout, janssen enz., de verschuldigde lof aan dit werkje des geleerden van kampen, naar verdienste, wordt toegezwaaid: ‘De Centrale Commissie, ter verzameling van een Fonds tot ondersteuning der Grieken, aan den Heere n.g. van kampen, te Leiden. Met het grootste genoegen heeft de Commissie de mededeeling ontvangen van uw zoo grondig als krachtig geschrift, getiteld: Aan de Nederlanders, bij den kampstrijd der Grieken. Wij wenschen onszelven en der zaak der Grieken en ons Vaderland geluk met deze nieuwe openlijke deelneming van een' man van uwe bekwaamheid en uwe verdiensten. Gij doet daarbij een dubbel aangenaam en kostbaar geschenk aan de zaak, die wij te zamen voorstaan, door het voordeel, dat de uitgave van uw geschrift kan opbrengen, edelmoedig op te offeren aan het Fonds, dat wij verzamelen. Wij twijfelen niet, of uwe warme voorspraak zal ingang vinden in de gemoederen onzer Landgenooten, en hen aanmoedigen, om door vernieuwde bijdragen te blijven voorzien, zoo wel in de kosten van de opvoeding, die wij ons voorstellen hier te lande te geven aan eenige Grieksche jongelingen, als in de dringende behoefte zelve van dat volk, dat alles opgeofferd heeft voor de vrijheid van geweten en nationale onafhankelijkheid; en dat, wat men het ook, in deszelfs tegenwoordigen toestand, moge kunnen verwijten, in de Godsdienst, die het belijdt, eene onvergankelijke kiem heeft van ware beschaving en verlichting, en niet op nieuw moet onderworpen worden aan het ijzeren dwangjuk van Mahomedanismus en Turksche willekeur. Uit naam der centrale Commissie voorn.
's Gravenhage, 9 Maart 1827.
Deze Brief van zulk een hand maakt onze verdere aanbeveling van dit werkje overbodig. Met de plaatsing van denzelven hebben wij nog een ander doel. Hun evenwel, die, na den Brief gelezen te hebben, nog naar dit doel mogten vragen, zijn wij ongehouden te antwoorden. |
|