| |
Historische Gedenkschriften wegens Ferdinand VII, Koning van Spanje, en de Gebeurtenissen onder zijne Regering. Naar de Fransch-Engelsche Vertaling van het Spaansche Handschrift. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1825. In gr. 8vo. IV en 328 bl. f 3-:
De tegenwoordige toestand van Spanje staat in de Ge- | |
| |
schiedenis der Wereld alléén. Een Land, weleer de zetel van moed en vaderlandsliefde, riddergeest, burgerlijke vrijheid en welvaart, sedert drie Eeuwen door eene reeks van Despoten - meestal ellendige, kleine, nietsbeduidende Despoten - en door de brandstapels der Inquisitie tot jammerlijke nietigheid, tot verlies van welvaart, bevolking, vrijheid en burgerdeugd gedoemd, langzaam zedelijk en verstandelijk vermoord; dit Volk herleeft eensklaps, nu men het ook nog het laatste, het allerlaatste overschot van zijn bestaan - onafhankelijkheid - wil ontvreemden; het herneemt zijnen moed, en vindt daardoor, na wonderen van dapperheid voor zijnen bedrogen' en gevangen' Koning te hebben verrigt, zijne vrijheid, burgerdeugd, en hoop op de oude welvaart en bevolking terug. Vergeefs is het, dat de misleide Koning, voor wien dat Volk zijn bloed gestort heeft, naauwelijks den voet in zijn Rijk zet, of hij werpt dit alles baldadig omverre, en wil weder heerschen, als filips II, zonder eenigen teugel, die het misbruik zijner magt kan belemmeren: zes jaren druks kunnen de veerkracht der Natie geenszins verlammen, en zij staat op als een eenig man, om zich rondom de Constitutie te scharen. Ook ferdinand geeft toe; de edele martelaars der vrijheid, hoezeer door de willekeurige Regering in galeijen en gevangenhokken gekweld, wreken zich niet; eene reeks van weldadige besluiten doet zien, dat men Spanje weder in den rang der beschaafde Christelijke Staten wil plaatsen (het had tot nu toe, slechts onder Christen-namen, geheel Afrikaansche zeden, moordlust en geloofshaat bezeten). Maar de hooge Areopagus der Christen-Vorsten van Europa, voorgelicht en geleid door zich noemende Christen-Ministers, eischt, dat
Spanje weder in de duisternis, in den dood zal terugzinken, waaruit het de Revolutionaire stoutheid had gehad van te willen ontwaken, en zijne oude levenskracht, zonder verlof van Z.M. den Koning en van H.H.M.M. de Vorsten van het H. Verbond, te willen hernemen. Terug in uwen nacht! Wat waagt gij het, zonder onze roeping te ver- | |
| |
rijzen! luidt de magtspreuk uit Verona, en Frankrijk wordt tot scherpregter aangesteld, om dat vonnis ten uitvoer te brengen, en het herlevende Spanje weder in den ouden doodslaap te doen vervallen. En Frankrijk getroost zich die eervolle taak! En had men zich dan nog slechts vergenoegd met het ontwaakte Spanje, als met den staf eener tooverroede, tot de oude rust der slavernij terug te brengen! Maar neen; de voorstanders van het Despotismus en der Inquisitie (het graauw en de monniken) willen zich wreken, omdat de bloem der Natie vermetel genoeg heeft durven zijn van te denken, dat de Koning en de Priesters menschen zijn van gelijke bewegingen als zij, feilbaar en den breidel behoevende. De braafste mannen zwerven balling 's lands, of zuchten in stilte; - niets dan het schuim der Natie blijft over, om de liefhebbers des Vaderlands en der Vrijheid, die niet hebben kunnen vlugten, te kwellen, met den dood te bedreigen, op nieuw in kerkerholen te werpen, of zelfs te vermoorden. Afgrijselijke toestand! Ondertusschen liggen geldmiddelen, krijgsmagt te land en ter zee, binnen- en buitenlandsche welvaart en aanzien geheel en al ter neder; en, wat het zonderlingste is, de Koning, in plaats van een aanzienlijk deel der hooge Magt te bezitten, (gelijk hij, de Vaderlanders ondersteunende, zou hebben bekomen) is de slaaf der monniken, der koninklijke vrijwilligers en van het graauw, die zijne bevelen openlijk in den wind slaan,
zijnen Broeder tot Koning begeeren, en waarvan hij de eersten moet ontzien, om te kunnen bestaan! - Ziedaar uw werk, metternich, en uw vervulde wensch, von haller!
Onder de Schrijvers, welke deze jammerlijke gebeurtenissen, immers gedeeltelijk, hebben beschreven, behoort ook de ongenoemde, waarvan wij hier het werk uit de derde of vierde hand (eene overzetting uit het Spaansch in het Fransch, in het Engelsch, in het Nederduitsch) bekomen, en venturini's bekende werk. Beide gaan echter niet verder, dan tot het herstel der Constitutie in 1820; de Historische Gedenkschriften laten zelfs de laatst- | |
| |
genoemde gebeurtenis onvermeld. Beide bepalen zich voornamelijk tot de schildering van het schrikbewind, hetwelk (hoezeer in mindere mate dan thans) in de zes jaren tusschen de eerste omverwerping en de herstelling der Constitutie (1814 tot 1820) in Spanje geheerscht heeft. Zekerlijk heeft dat bewind de omwenteling van 1820, in de oogen van allen, die eenige waarde hechten aan het geluk des Volks, meer dan aan de onbepaalde willekeur der Koningen, ten volle geregtvaardigd; en, zoo er nog menschen onder ons mogten gevonden worden, die dien opstand voor onberaden, voorbarig of onwettig konden houden, dezen ontbreekt het gewis enkel aan kennis van Spanjes gesteldheid vóór die verandering.
De Gedenkschriften bepalen zich meestal tot den persoon van ferdinand VII, zonder daarom echter den toestand der Natie geheel uit het oog te verliezen. Wij vernemen dus zijne opvoeding, die regelregt strekte om hem tot nietigheid te veroordeelen, de hoofsche kabalen, den haat zijner Moeder tegen hem, de toedragt der zoogenaamde zamenzwering van 1807, die der omwenteling van 1808, waarin de Natie zich het eerst vertoonde, om den onwaardigen gunsteling godoy, minnaar der Koningin, te doen vallen, die den ouden Koning karel IV in zijnen val met zich sleepte, napoleon's kunstgrepen en onwaardige bedriegerijen, om ferdinand naar Bayonne te lokken, hem en zijn geslacht tot den afstand te dwingen, en zijnen Broeder (joseph) op den zetel te plaatsen; door welke eerlooze schelmerij de Natie, ten top van verontwaardiging gedreven, den bloedigen zesjarigen worstelstrijd begon, die eindigde in de verjaging der vreemdelingen. Het gedrag van buonaparte in dit geval toont eene zoo gemeene, verachtelijke ziel, zoo veel dubbelhartigheid en volmaakte onverschilligheid omtrent de middelen, indien het doel slechts bereikt worde, dat wij ons niet genoeg kunnen verwonderen over de tegenwoordig veldwinnende gunstige beoordeeling dier verschrikkelijke personaadje. Het is waar, men vergelijkt zijne euveldaden met die der Ministers van
| |
| |
het H. Verbond, en vindt dan in den eersten nog zekere grootheid, zekere ruiterlijkheid (indien ik zoo spreken mag), die gunstig afsteekt bij de bekrompenheid en schijnheiligheid der laatsten. Maar, omdat sylla een deugniet was, moet daarom marius een eerlijk man heeten? In het onderhavige geval althans was napoleon een lage bedrieger, die zich niet dan door eene opeenstapeling van leugens kon redden; die zijne bestemde prooi de beste woorden gaf, tot hij haar onder zijn bereik had, en dan haar niet uit zijne handen liet. - Ferdinand komt ons, volgens dezen Schrijver, die geene reden had om den Vorst te vleijen, of zelfs jegens hem bijzonder toegevend te zijn, (hij is, volgens de Voorrede, een der uit Spanje gewekene vrijheidsvrienden) niet in dat ongunstige licht voor, waarin men hem doorgaans beschouwt. Hij is persoonlijk geen kwaad mensch; maar ongelukkig heeft hij geen karakter, en is de speelbal van den eersten den besten, die zijn vertrouwen weet meester te worden, hetwelk, daar hij geene menschenkennis bezit, zeer gemakkelijk is. Hieraan moet men dan ook de omverwerping der Constitutie in 1814 toeschrijven. De mannen, die 's Konings oor hadden, sleepten hem in 1808 naar Bayonne, en anderen, die hem op hunne beurt naar hunnen wil kneedden, doemden, met zijne volkomene toestemming, de Grondwet ten ondergang, die hij misschien niet eens had gelezen. Dat hij, de Bourbon, de Neef van lodewijk XVI, niet de minste erg had, hoe onvoegzaam en schandelijk het was, van meermalen te smeeken om de hand eener Nicht van den Ex-Jakobijn brutus-buonaparte, kan ons dan ook niet bevreemden, zoo min als dat hij, bedrogen, mishandeld, afgezet, zich met een jaargeld liet paaijen, en zelfs den onwettigen bezitter
van zijnen troon, napoleon, met de wegschenking van denzelven aan zijnen Broeder joseph geluk wenschte. ‘Het was onmogelijk,’ zeide hij, ‘om aan het hoofd dezer Natie eenen Monarch te plaatsen, wien zijne deugden geschikt (geschikter) maakten om het geluk van Spanje te bevorderen.’ Fre- | |
| |
dinand voegde er bij, ‘dat hij vurig verlangde, vereerd te worden met de vriendschap van dezen Vorst,’ en smeekte Zijne Keizerlijke Majesteit, ‘hem dezen brief mede te deelen.’ Napoleon verwaardigde zich wel, dezen brief te beantwoorden; ‘dit streelde den Prins zeer, en hij spaarde in zijne brieven geenszins de uitdrukkingen van bewondering, geestdrift en achting.’ (De klimax deugt niet; maar, welk een karakter!) Nog meer! Den 6 Augustus 1809 en den 21 September 1810, terwijl het Spaansche Volk goed, bloed en leven voor ferdinand ten offer bragt, en met napoleon in eenen strijd was gewikkeld, waarin aan weerszijden alles op het spel stond, wenschte ferdinand den overweldiger zijner kroon, in de eerbiedigste bewoordingen, geluk ‘met den goeden uitslag, waarmede de Voorzienigheid zijne wapenen bekroonde; bedankte hem, als een erkentelijk Zoon, voor de weldaden, waarmede hij hem had overladen; verzekerde hem, dat zijn gedrag nooit zijne gevoelens zou logenstraffen, en hij nooit de blinde gehoorzaamheid uit het oog zou verliezen, die hij aan den wil en de bevelen van Zijne Majesteit verschuldigd was.’ (!!!) Bl. 104, en Offic. stukken, bl. 317. Hij smeekt napoleon, om tegenwoordig te mogen zijn bij diens huwelijk
met maria louisa; dit wordt in den wind geslagen; de Koning van Spanje bidt toen nog eens, in de kruipendste uitdrukkingen, om eene Prinses uit het Keizerlijke bloed, ter keuze van buonaparte, ten einde, door de luisterrijkste van alle adoptiën, Fransch Prins te worden! Iemand, die tot zoo iets in staat is, kan ook beurtelings te Valencia, onder den invloed der Grandes en Geestelijken, de Constitutie laten omverwerpen en zijne weldoeners kerkeren, te Madrid in 1820 dezelfde Constitutie bezweren, in 1823 te Cadix, nog onder den invloed der Cortes, vrije instellingen aan zijn Volk beloven, en 's anderen daags alles, wat hij beloofd en bezworen heeft, herroepen. Zulk eene zwakheid is waarlijk bijkans nog erger, dan opzettelijke, maar vaste en naar een plan te werk gaande slechtheid.
| |
| |
Het grootste gedeelte der Gedenkschriften loopt, zoo als reeds gezegd is, over de volstrekte Regering van 1814 tot 1820. Dezelve wordt onder vier hoofden beschouwd; buitenlandsche en binnenlandsche betrekkingen, kerkelijke zaken, Finantiën, Ministerie van Oorlog en Zeewezen. In alle deze opzigten wordt de ellende, de nietigheid en het diep verval van Spanje in vele treffende bijzonderheden ten toon gespreid. De Russische Ambassadeur taticheff voerde bijkans een onbepaald gezag, en verbond zich met eenige servile Hovelingen, om alles te doen, wat hij goedvond. Zonder hem tot vriend te hebben, kon men niets bekomen. De vervolging der Constitutionelen liep in het ongerijmde. ‘Men strafte den geen', die een' Afgevaardigde bij zich te eten gehad, die de galerijen van de kamer der Cortes bezocht hadden, die de periodieke schriften en pamphletten lazen, de acteurs, die in patriottische stukken gespeeld, de advocaten, die in hunne pleidooijen de nieuwe leer verkondigd hadden, de regters, die in hunne uitspraken door de beginselen der Constitutie geleid waren geworden, die zij gezworen hadden te handhaven,’ (bl. 147.) Elio, te Valencia, gaf aan geenen der Proconsuls onder het schrikbewind van robespierre iets toe. ‘De stad (Valencia) was bevolkt met spionnen, wier eenig werk was slagtoffers op te sporen, en die tot dit oogmerk eene misdadige wending wisten te geven aan de onschuldigste daden, en misdrijven te vinden in de betrekkingen der vriendschap en de uitboezemingen der vertrouwelijkheid. Ieder dag werden de gevangenissen opgevuld met eerbiedwaardige burgers, wier misdaden niemand kende,’ (bl. 179, 180.) Te
midden van zoo veel ellende en smaadheid durfde een moedig man, een Vrijmetselaar, van halen, (wij gissen uit den naam, dat de man een Nederlander was, althans van afkomst, gelijk de moedige Afgevaardigde braamcamp in Portugal) den Koning de waarheid zeggen; hij werd in een gevangenhok geworpen, doch ontsnapte naar Rusland. De ondernemingen tot herstel
| |
| |
der Vrijheid en der Constitutie, door porlier in Gallicië, mina in Navarre, lacy in Katalonië gesmeed, mislukten; porlier en lacy boetten die met hun hoofd; doch de gedurige herhaling dier aanslagen toonde den geest, waarmede het betere gedeelte der Natie bezield was. Het Krijgsvolk, 't welk ferdinand in 1814 op den zetel der willekeur had hersteld, geheel verwaarloosd, letterlijk van honger vergaande, (de Admiraals en Scheepskapiteins moesten bij de straat eene aalmoes vragen, en een Officier der zeesoldaten ftierf van honger te Ferrol) werd het dwangjuk moede; te meer, toen men hetzelve naar de verpeste lucht van Zuid-Amerika wilde overbrengen, en daar aan nieuwe ellenden ter prooije geven; het stond op, riep 1 Januarij 1820 de Constitutie uit op het eiland Leon, en in Maart 1820 moest zelfs ferdinand aan den algemeenen wensch der Natie toegeven. Deze gebeurtenis ligt nogtans buiten het bestek des Schrijvers, die zich, zoo als gezegd is, meer tot den persoon des Konings bepaald, en daarom ook de groote voorvallen van den oorlog der onafhankelijkheid geheel onvermeld heeft gelaten, waaromtrent venturini dus vollediger is. Wij lezen hier echter genoeg, om te zien, dat, door de gedurige afwisseling van Ministers, door het wegzenden (naar grillige willekeur, of liever op den wenk der, waarlijk regeringloosheid bevorderende, heerschende factie) van de bekwaamste mannen, een' pizarra, een' garay, (die de vervallene geldmiddelen had kunnen herstellen) de zaken zoo verre gekomen waren, dat eene omwenteling volstrekt onmisbaar was. Dit eerste lijden van Spanje
duurde zes jaren. Het tweede heeft bijna vier jaren geduurd. Er is dus nog hoop! - |
|