kunnen beoordeelen, daar ons die, op welken hij ten antwoord diende, ontbreekt, en wij ook het gedrag en karakter van berends en alle de omstandigheden van zijn geval niet genoegzaam kennen. Een voorberigt geeft ook geene genoegzame inlichting of bewijs. Als de Heer immink in het vervolg gelegenheid en tijd heeft, en moedigt het publiek hem door den goeden aftrek van dit stukje daartoe aan, dan zal hij een uitvoeriger geschrift in het licht geven, en aan berends nog zeventien bijzonderheden, alhier met name genoemd, en dan nog enz. enz. enz., bewijzen. Eenige korte aanteekeningen zijn nu achter den brief gevoegd, en ook een naschrift, waarbij wij, ten aanzien van berends' geschrijf, naar het VIIIste Deel, No. 4, van den Protestant gewezen worden.
Wij wenschen den Eerw. immink gelegenheid en tijd, maar hopen, dat hij dezelve tot nuttiger arbeid besteden zal. Het komt ons voor, dat de Hervormde kerk aan den Heer berends zoo heel veel niet verliest, ja dat zij zich dit verlies gemakkelijk getroosten kan. Wij gunnen der Roomsche kerke dezen haren nieuwen lofprediker van harte, en zijn het ook, in zekeren zin, met immink eens, als hij zegt: Het is tijd, ja meer dan tijd, dat onze kerk worde gezuiverd van leden, die haar weinig tot sieraad kunnen gedijen. Mogen die allen maar tot de Roomsche kerk overgaan! - En hiermede geven wij, als Protestanten, dezen Heer berends zijn afscheid.