Krijgs- en Reistogten, uitgegeven door C.A. Fischer. Naar het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij C.L. Schleijer. 1826. In gr. 8vo. 296 Bl. f 3-30.
Op het titelvignet slaat een der gebroeders Bacheviller eenen roover-hoofdman, met de kolf van zijn geweer, de hersens in. Beide de broeders zijn Buonapartisten; de een zelfs kwam met den Ex-keizer van Elba terug. Te Lyon geraakten zij, te regt of ten onregte? verdacht; zij reddeden zich door de vlugt. Vele waren hunne moeijelijkheden en gevaren; de lotgevallen van den eenen broeder zijn vooral merkwaardig genoeg; eindelijk echter, in het laatst van 1819, mogt deze broeder veilig in Frankrijk terugkeeren. De ander was vóór dit gelukkig tijdstip reeds overleden. - John Nicol, of het Matrozenleven, is het tweede verhaal. Deze matroos was voor de zee geboren. Dat matrozenleven is nog al een aardig leventje! De man heeft veel gezien, ondervonden, en ook al gevochten. Bij den vrede, 1801, kreeg hij zijn ontslag. Nu zocht hij rust in zijne geboorteplaats, nam eene vrouw, en schreef dit verhaal in zijnen zeventigjarigen ouderdom. - De nu volgende Oorlogstooneelen in Spanje en Portugal, 1809-1814, zijn van een Engelsch Officier, die nog al veel bijwoonde en zag, het land en het volk inmiddels ook opnam, krijgsgevangen en eindelijk uitgewisseld werd, naar Engeland terugkeerde, en dat alles onderhoudend beschrijft. - Het laatste verhaal: De Scheepsgevangene, geeft geen uitlokkend berigt van den behandeling en geheel den toestand op de gevangenschepen in Engeland. De ongelukkige Fransche Conscrit bragt ruim tien jaren op zoodanig schip door, en kon dus naauwkeurige beschrijving doen van het harde lot, dat hem daar trof. - Het lakonieke voorberigt, 't welk alleen opgave doet der werken, waaruit deze reisverhalen getrokken zijn, en er dan eenvoudig bijvoegt: ‘Meer heb ik u niet te
zeggen,’ lokt ons uit, om even lakoniek, onze beoordeeling voor onze geëerde lezers te sluiten.