behoefte der Zuidnederlanders te voorzien, als omdat het Fransch algemeen verspreid is, en het werk van den Heer elout dusdoende voor geheel Europa bruikbaar en belangrijk wordt. Alleen zouden wij gaarne gezien hebben, dat men de beide overzettingen gescheiden, en daardoor den Franschen of Hollandschen lezer eene aanzienlijke verhooging der kosten bespaard had. Naar ons inzien zou dit billijker geweest zijn, en tevens den aftrek dezer werken zeer bevorderd hebben. Dan zou ieder buitenlander, al verstond hij ook Engelsch, zich veel liever van de Fransche overzetting bediend hebben: nu is het verschil in prijs niet groot genoeg, en hij verkiest het oorspronkelijke. En wat de Nederlanders betreft, die meerendeels de landtaal verstaan, zullen deze niet door den minderen prijs der Maleische Spraakkunst van den Heer angelbeek en des Woordenboeks van den Heer roorda van eysinga worden uitgelokt? Voor dezelfde kosten had, bij de scheiding van Fransch en Nederduitsch, eene aanmerkelijke en doorloopende verbetering in het Woordenboek van den Heer marsden kunnen gemaakt worden, die zeer in het voordeel en tot gemak der lezers zijn zou. Marsden heeft, namelijk, het vrij aanmerkelijk getal woorden en phrasen, bij elk artikel door hem ten voorbeelde aangevoerd, altijd met onze letters doen drukken. Wij gelooven, dat zijn werk aanmerkelijk zou gewonnen hebben, wanneer dit met Arabische letters geschied ware. De leerling zou dan spoediger en gemakkelijker gezien hebben, welke woorden hij had op te zoeken, om de aangehaalde phrasen te kunnen analyseren. De Heer elout houde ons deze aanmerking ten goede. Hij heeft den last en de onzekerheid, die hieruit ontstaat, voor den Nederlandschen lezer zoo veel mogelijk trachten uit den weg te ruimen, door (gelijk marsden voor de Engelschen had gedaan) in Woordenboek en Spraakkunst beide een Maleisch
alphabet te plaatsen, waarin de Maleische klanken met die onzer taal naauwkeurig worden vergeleken; terwijl alle met gewone letteren gedrukte voorbeelden zeer zorgvuldig naar dien maatstaf veranderd zijn. De vertaling, zoo Fransche als Nederduitsche, laat in juistheid en duidelijkheid niets te wenschen over, en kan daar, waar de aard der zaak zulks toelaat, zoo als bij voorb. in de lezenswaardige inleiding van den Heer marsden op zijne Spraakkunst, op den lof van netheid en bevalligheid aanspraak maken. Het is ons uit de vergelijking van een aantal woorden en uitdrukkingen gebleken, dat de Schrijver zich niet vergenoegd heeft met het oorspronkelijke eenvoudig weder te geven, maar ook menigen misslag daarin verbeterd heeft. Vooral heeft dit plaats gehad met de namen van sommige dieren en planten, wier ware beteekenis door den Hoogleeraar reinwardt aan den Vertaler is medegedeeld. Gelijk het werk zelf van de bekwaamheid en ijver des Heeren elout getuigt, zoo levert de uitmuntende uitvoering een blijk van de lofwaardige zucht der Heeren enschedé tot