titel herinnert, behelzen zoo duidelijk eene waarheid, dat het onbegrijpelijk is, hoe iemand, die bij de Kerkvaders anders zweert, ten opzigte van het stuk hier in geschil een oogenblik twijfelen kan. En echter zijn de woelingen tegen Bijbelgenootschap en Bijbelverspreiding, vooral onder de Roomschgezinden, met den Paus aan het hoofd, bekend. Doch, verraadt het niet eene verlorene zaak, wanneer men het woord van God onder de verbodene boeken stelt? - ‘Maar, het zijn niet de woorden der H. Schrift, maar de verdraaide vertalingen door ketters, waarvan men de lezing verbiedt.’ - Laat het u niet wijsmaken, eerlijk Roomsch-Katholijk! Uw eigen Geloofsgenoot en Priester hier zal u beter onderrigten. ‘Gods bevel luidt: verklaart den Bijbel aan het volk! Het menschelijk bevel luidt: ontneemt den Bijbel aan het volk. En eene ingeslopene slechte gewoonte beveelt: verklaart den Bijbel voor het volk niet.’ De Bijbelgenootschappen zijn bij Paus pius den VII eene listige uitvinding, eene pest, de omverwerping des geloofs, het grootste gevaar der zielen, eene goddelooze kunstgreep, de boosheid van een vervloekt Genootschap. Van es zegt, dat de H. Vader door gewetenlooze berigtgevers misleid is; en, met cajetanus, houdt hij het daarvoor, dat, ‘mogt iemand gelooven, dat de Paus van Rome niet kan dwalen in enkele handelingen, die moet gelooven, dat de Paus geen mensch is.’ Het is ook overbekend, en de Paus (of hij moet niets onderzoeken of weten) weet het voorzeker ook wel, dat geen Bijbelgenootschap, of iemand van wege hetzelve, iemand eenen anderen Bijbel aanbieden zal, dan naar de overzetting, bij het Kerkgenootschap, waartoe hij behoort,
goedgekeurd; en zulks zonder eenige aanmerkingen of opheldering. Wel nu, men laat den onfeilbaren Uitlegger zijne uitleggingen bij monde en geschrifte vrij; en waarom mag dan zijn volk niet zien, wat hij uitlegt, indien anders deze Uitlegger niet vervalschen en verdraaijen wil? Wij kennen de Bijbelvertaling van l. van es, en weten, hoe vele dui-