Redevoering ter viering van het vijftigjarig bestaan van het Provinciaal Utrechtsche Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, gehouden door Mr. A. van Goudoever, op den 26 Junij 1824. Te Utrecht, bij J. Altheer. 1825. In gr. 8vo. 45 Bl. f :-40.
In eene ontwikkeling van het naauw verband tusschen Wetenschappen en Letteren, en het betoog, dat het, op den titel genoemde, Genootschap in dien geest heeft zoeken werkzaam te zijn, bestaat deze Redevoering. Zoo geeft het de Redenaar zelf op, bl. 6. Naar ons oordeel, is die opgave niet zeer juist. Is niet de Letterkunde zelve eene Wetenschap? Beter, dunkt ons, ware genoemd het verband der Letterkunde, vooral betrekkelijk de schriften der Ouden, met de beoefening van andere wetenschappen. Ook is, in het tweede lid der opgave van den inhoud, de uitdrukking: ‘in dien geest,’ onnaauwkeurig, hetwelk blijkt, als men, ziende wat onmiddellijk voorgaat, vraagt: ‘in welken geest?’ Beter dus: ‘dat het Genootschap dat verband steeds in het oog heeft gehouden,’ of iets dergelijks.
Het is ons voorgekomen, dat het eerste gedeelte een stevig betoog is, doch - misschien kwam het van de poging om het stevig te zetten - wat te stijf, voor eene feestviering althans. Het zachtvloeijende en welluidende in den stijl ontbrak er ons aan. Aan de waarheid en belangrijkheid van het stuk zelve, dat men niet, zonder de kracht der overtuiging te gevoelen, lezen zal, doet dit geen nadeel. Voor hen, die het Provinciaal Utrechtsche Genootschap niet kennen, is het tweede deel der Redevoering vooral lezenswaardig, en uit hartelijke belangstelling in den bloei diens Genootschaps danken wij deszelfs waardigen Voorzitter voor hetgeen hij ons hier lezen laat. Het onderwerp konde al geen beter lofredenaar hebben, dan hem, wiens werkzaamheid er eene lofrede zelve op is, van een ϕιλόκαλος.