ten, bij hunnen inval in Griekenland, alle tempels, uitgezonderd die van Apollo of Diana. Zij hebben dus die tempels van andere kunnen onderscheiden. Sommige Godheden, bij de Grieken en Romeinen, hadden kenmerkende standplaatsen voor hunnen tempels. Deze en andere zaken worden in de Verhandeling zelve door den Heer westendord uiteengezet, en toegelicht uit de geschiedkundige berigten, welke wij van oude en nieuwe volken ontvangen hebben. De manier en trant van oudheidkundige onderwerpen te behandelen, den Schrijver eigen, zijn van elders genoeg bekend. Wij behoeven daarom niet meer van het onderhavige werkje te zeggen, en de maker kan onze aanprijzing wel missen. Aanmerkingen heeft men altijd, bijzonder op stukken van dien aard. Zoo twijfelen wij aan de juistheid der gevolgtrekking ten aanzien der Perzische verwoestingen van de Grieksche tempels. Waar hebben de Perzen de onderscheidene vormen van tempels kunnen leeren, die er zelve geene hadden, en allen voor dwaas hielden, die ze maakten? De Geschiedschrijvers
spreken wel van tempels, door Artaxerxes, zoon van Darius, gebouwd; maar dat behoort tot latere tijden. Ook zouden wij het wel bewezer willen zien, dat alle tempels in Gricke nland, aan Apollo en Diana gewijd, gespaard wierden. Zoo wij ons niet bedriegen, is dit alleen toepasselijk op Delos en Ephesus. Het zij ons vergund, hierbij nog eene algemeene aanmerking te voegen, welke evenwel den Schrijver minder betreft, dan zijne standplaats. Namelijk, het gezag, door hem hier en daar voor zijne gezegden aangehaald, ziet er somtijds wonderlijk uit. De woorden van eenen Lakemacher, Saubertus, en anderen, hebben vostrekt, op zichzelve, geen gezag. Het ontbreekt den Eerwaarden en geleerden westendorp aan de noodige boeken; en het vak zijner studie kan bijna niet met vrucht behandeld worden, dan in eene Akademiestad. Munt de Schrijver nu reeds zoo zeer uit, wat zoude het zijn, indien men hem een' geschikteren werkkring gaf! Daar zijn bekwame Predikanten genoeg, en Schoolopzieners zoude men wel een half millioen in ons land kunnen vinden. Maar Beoefenaars der Oudheden, gelijk de Heer westendorp, zijn te schaars, om ze niet op hun prijs en plaats te zetten.