of troepen; onbepaald namelijk van de zijde des bestuurs: want op zichzelve zijn deze manschappen alleen aan hun Opperhoofd gehecht, zoo lang hij hunne begeerten involgt, niet wanneer hij hen tot orde en krijgstucht zon willen bewegen. Even zoo bestaat de Grieksche zeemagt uit schepen van rijke reeders uit Hydra en Spezzia, die dezelve niet aan het Land overlaten of verhuren, maar zelve bemannen, en dus, bij het aanvoeren dier bodems, vreezen dezelve te zullen verliezen, waarom zij, zoo ver mogelijk, buiten schoot der Turken blijven, die zij liever met branders bestoken. Eindelijk is de burgerlijke magt meest in handen der Primaten, doch zeer afhankelijk van de krijgsbenden. Het is dus te verwonderen, niet dat de Grieken niet meer, maar dat zij nog zoo veel gedaan hebben; dat eene lang verdrukte Natie, zonder wapenen van belang, zonder geschut, zonder vestingen, ja zonder nationaal leger en vloot, een Rijk, dat te voren Azië en Europa beide deed beven, en nog regeert van de Adriatische Zee tot den Euphraat, en van den Donau tot aan den Nijl, nu reeds zes jaren de spits heeft geboden, en uit elke nederlaag met vernieuwde krachten herrijst. Immers wij hebben hen den Barbaar chourschid - Pacha in 1822 uit den Peloponnesus zien verdrijven; zij heeft den nog ergeren Barbaar ibrahim nu reeds twee jaren lang vruchteloos datzelfde heilige grondgebied laten verwoesten, denkende gelijk onze voorvaderen: Liever bedorven dan verloren land! Zij heeft te Missolonghi de wedergade van Haarlem vertoond, en in Athene Leyden vernieuwd. (Bekoorlijke en
glorierijke overeenkomst!) Maar weinig zullen haar alle die zogepalmen baten, zonder eenheid an Regering. Wat zegt het toch, dat een oogenblikkelijk gevaar de gemoederen hereenigt, wanneer, zoodra dat gevaar is geweken, die gemoederen weder uiteenspatten, en die verwijdering bijkans in burgeroorlog ontaardt? Het zij dan, zoo als onze gemeenebestgezinde Schrijver wil, dat Griekenland slechts eene krachtige, centrale Republikeinsche Regering moet hebben, het zij het zich eenen Oppervorst kieze, of dien uit de handen der Europesche Monarchen ontvange, eenheid, eenheid is de dringendste behoefte voor Griekenland; en het grootste verschil tusschen hare Omwenteling en de onze (gelijk de Vertaler te regt opmerkt) is, dat het hun tot nu toe aan eenen Vader willem ontbreekt. En wat had toch die groote man onbegrijpelijk veel moeite met alle partijschappen te sussen, alle partijhoofden