de inspraken van het inwendig gevoel heeft in twijfel getrokken. Maar, zal men zeggen, de stoffelijke dingen ziet men, tast men enz.; de ziel ziet en tast men niet! Zoo deze tegenwerping eenigen grond had, zij zou dien moeten ontleenen van de gevolgtrekking: 't geen men door het uitwendig gevoel niet waarneemt, bestaat niet, of is ons althans, zoo het al bestond, ten eenemale onbekend. Maar deze gevolgtrekking zou niet slechts de zielkunde, zij zou ook de natuurkunde hoogst duister en onzeker maken. Wat zijn toch de krachten der natuurkundigen, die men noch ziet, noch hoort, noch tast? En, zoo de zielkundige de ziel eene kracht wilde noemen, die datgene te weeg bragt, 't geen door ons inwendig gevoel wordt waargenomen, staat het te vreezen, dat de natuurkundige uit zijn wapenhuis geene kracht zou kunnen voor den dag brengen, die minder duister was, of meer blijken van haar aanzijn en hare tegenwoordigheid gaf!
Vergelijkt men, in de tweede plaats, de onderwerpen beider wetenschappen, de ziel en hare verrigtingen aan den eenen met de stof en hare werkingen aan den anderen kant, dan kan de zielkundige, op zijne beurt, den natuurkundige de vraag doen, wat stof zij? Hij zal een antwoord krijgen, dat, hoe het ook uitvalle, niets anders leert, dan dat de stof op het uitwendig gevoel en op andere stof werkt. Van werkingen nu der ziel kan ook de zielkundige genoeg bijbrengen. De natuurkundige zal niet eens in staat zijn om te bepalen, of de stof oneindig deelbaar zij, dan niet. In elk gevoelen zijn ontegenzeggelijke zwarigheden; en, wanneer de natuurkundige, met kant, tot de constructie der stof zijne toevlugt neemt tot eene aantrekkende en terugstootende kracht, moet hij eerst aantoonen, hoe er krachten kunnen bestaan, zonder iets, waarop zij werken. Het is dus blijkbaar, dat ons de stof of min of zeker althans niet meer bekend is dan onze ziel. Wat nu het bestaan betreft van stof en ziel, en onze zekerheid van dit bestaan, wij worden van beiden verzekerd door eene inwendige overtuiging, dat hetgeen aan den eenen kant ons de uitwendige zinnen, en