vertaling gaf, hetzelve, door overneming van eenige stukken uit het groote werk, tot een Leesboek inrigtende, van welken arbeid, waaronder dan ook het een en ander, alleen voor Katholijken geschikt, hij nu de tweede uitgave verzorgt. Hij deed er het een en ander van hemzelv' bij, waarvan wij in zijn voorberigt eene aanwijzing vinden.
Wat den geest van het boekje betreft, (wij mogen het wel een boek noemen, want het is zeer compres gedrukt) dezen moge het volgende uit des Schrijvers voorrede kenmerken: ‘Als gij bijna op iedere bladzijde, tot vier- of vijfmaal toe, den naam van jezus christus ontmoet, zoo denkt: hetgene zoo dikwijls en onder duizenderlei gedaante herhaald wordt, moet toch wel de hoofdzaak zijn; en gij zult u nimmer verwonderen, waarom er juist zoo dikwijls van Hem gesproken wordt, en alles alleen op Hem nederkomt. - Het komt mij gedurig te binnen, en ik kan deze gedachte niet van mij weren: Er is toch maar één, van wien des Heeren Leerlingen niet genoeg konden spreken; maar één, wiens liefde, geduld, heerlijkheid en magt zij ons niet genoeg kunnen roemen: alle hunne gesprekken, brieven, verhalen handelen over dien éénen; en deze ééne is jezus christus. Van wien nu des Heeren Leerlingen het liefste spraken, van dien moeten ook wij gaarne spreken en hooren spreken,’ enz. ‘Als iemand eenen hartevriend heeft, aan wien hij alles toevertrouwt, en daarenboven nog andere vrienden, die hij hoogacht en bemint, en dan in een gezelschap komt, waar hij alle die geachte en beminde personen bij elkander vindt, zijnen hartevriend alleen niet, dan voelt hij gedurig, dat hem het beste, het geliefdste ontbreekt. Juist zoo is het met mij gesteld, als ik een godsdienstig boek in handen neem, en niet overal daarin mijnen Heer, Broeder en Vriend jezus christus vinde,’ enz. Geheel de inhoud komt met dit gevoel overeen. Uitmuntend is de Inleiding: over den waren aard van het Gebed. Hier-