brengen, en uit te werken, dat zij spoedig worden vrijgekocht. Nu vestigt hij zich in of liever bij Amsterdam, huwt eene brave Jufvrouw, welker kennis hij te Konstantinopel gemaakt had, krijgt kinderen, ontvangt bezoek van zijne vrienden uit Duitschland, en doet met hen een togtje door Holland. Eindelijk, na eenige jaren genoegelijk geleefd te hebben, verwaarloost hij zich bij het doen van eene menschlievende daad, en besterft het.
‘Ziet daar, lezers en lezeressen! u het edel, navolgingwaardig karakter en de zonderlinge (ja wel zonderlinge!) lotgevallen van eenen braven man geschetst.’ Gij zult er uit zien, dat er van dezen roman nog wel iets te maken was. Maar de uitwerking is bijzonder langdradig; de minste kleinigheden worden, en dikwijls bij herhaling, verteld; b.v. bij een bezoek, dat hij belet liet vragen, antwoord kreeg, ging, enz. enz. En wij vonden ook bijzonderheden, die ons bevreemdden; b.v. dat een zoon van een gezeten en geacht burger te Middelburg, bij den dood van zijnen vader dadelijk van Nijkerk op de Veluwe ontboden, reeds vóór de begrafenis Commissarissen van de Regering in den boedel vond, die hem toen reeds konden berigten, dat, na volkomene opneming van het schuldboek, en waardering van huis, huisraad en winkelvoorraad, enz. er niets zou overschieten, maar hoogstwaarschijnlijk wel te kort komen. Wat moet men dan te Middelburg niet bij de hand, en gezind zijn, om zulke soort van zaken spoedig af te doen! - Even knaphandig pakt de Schout van Oost-Soeburg den eerlijken jongen mensch op enkel vermoeden van een' kleinen diefstal, en laat hem op 's Gravensteen zetten. - Wij willen geene meerdere stalen opzoeken.
Met het hoogste regt alzoo wil de Heer stam dezen roman geenszins als een meesterstuk doen voorkomen. Er komt echter niets voor, dat de zedelijkheid kwetst; maar vele goede lessen van eerlijkheid en braafheid. - In een kinderwerkje zou de langwijligheid misschien minder hinderen; maar het had voor ons moeite in, de 353 bladzijden met aandacht te lezen. Het dikwijls oppervlakkige allerlei, dat wij aantroffen, vergoedde ons de moeite niet. Wij wenschten den roman voor het minst getierceerd; ofschoon hij er, zoo als hij nu is, misschien in vele leesgezelschappen mede door kan. Wat de schrijver van den natuurlijken afloop, het nuttige en aangename enz. zegt, willen wij niet gestrengelijk toetsen.